ECLI:NL:RVS:2024:1533
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 18 januari 2023 een eerder beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke op 21 juni 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd afgewezen. Hiertegen maakte de vreemdeling bezwaar, maar dit bezwaar werd op 9 november 2021 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde, vertegenwoordigd door mr. S. Karkache, advocaat te Rotterdam.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Daarom is het hoger beroep ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan op 12 april 2024 door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.