ECLI:NL:RVS:2024:1522
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 10 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen een voorlopige voorziening vroegen. De vreemdelingen hadden eerder aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 29 januari 2024 niet-ontvankelijk waren verklaard. De rechtbank had op 13 maart 2024 het beroep van de vreemdelingen tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Hierop hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De vreemdelingen vroegen de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep nader onderzoek vereiste, waarvoor de huidige procedure niet geschikt was. Daarom werd er een voorlopige voorziening getroffen. De voorzieningenrechter bepaalde dat de vreemdelingen niet mochten worden uitgezet totdat er een beslissing op het hoger beroep was genomen.
Daarnaast werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die in verband met de behandeling van het verzoek waren gemaakt. Het totale bedrag van de proceskosten werd vastgesteld op € 875,00, dat geheel toe te rekenen was aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.