ECLI:NL:RVS:2024:1472

Raad van State

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
202402117/3/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

Op 8 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 14 februari 2024 niet in behandeling werd genomen. Hiertegen heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 29 maart 2024 het beroep ongegrond verklaarde.

De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden overgedragen totdat op zijn bezwaarschrift was beslist. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de vreemdeling geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die de rechtmatigheid van de voorgenomen overdracht in twijfel trekken. De voorzieningenrechter heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken in vergelijkbare zaken.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 april 2024.

Uitspraak

202402117/3/V3.
Datum uitspraak: 8 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
verzoeker.
Procesverloop
Bij besluit van 14 februari 2024 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 29 maart 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van vandaag heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling het tegen deze uitspraak door de vreemdeling ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard en het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
De vreemdeling heeft vandaag krachtens artikel 72, derde lid, van de Vw 2000 bezwaar gemaakt tegen de feitelijke overdracht en de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De griffier van de rechtbank heeft het verzoek ter behandeling aan de voorzieningenrechter van de Afdeling doorgezonden.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt overgedragen totdat op het bezwaarschrift is beslist.
2.       Gelet op wat in de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van vandaag in zaken nrs. 202402117/1/V3 en 202402117/2/V3 is overwogen en omdat wat de vreemdeling in zijn verzoek heeft aangevoerd geen grond biedt om niet langer van de rechtmatigheid van de voorgenomen overdracht uit te gaan, wordt het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
3.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
voorzieningenrechter
w.g. Schippers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 april 2024
873