ECLI:NL:RVS:2024:1471

Raad van State

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
202303896/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, had op 24 mei 2023 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen acht weken met de algemene asielprocedure te beginnen en binnen acht weken na die aanvang een besluit te nemen. Tevens werd de staatssecretaris verplicht om een dwangsom van € 100,00 per dag te betalen voor elke dag dat hij de termijnen overschreed, tot een maximum van € 7.500,00.

De staatssecretaris heeft op 18 juli 2023 de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd, maar de vreemdeling heeft desondanks hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moeten worden.

Het besluit van 18 juli 2023 wordt geacht onderwerp te zijn van het geding en het beroep tegen dit besluit is ongegrond verklaard. De staatssecretaris heeft geen rechterlijke dwangsom verbeurd, aangezien hij het besluit binnen de gestelde termijn heeft genomen. De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep tegen het besluit van 18 juli 2023 ongegrond. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202303896/1/V3.
Datum uitspraak: 10 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 24 mei 2023 in zaak nr. NL23.9056 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 24 mei 2023 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd, de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken met de algemene asielprocedure aan te vangen en binnen acht weken na die aanvang een besluit op de aanvraag te nemen en bepaald dat hij aan de vreemdeling een dwangsom van € 100,00 moet betalen voor elke dag dat hij die termijnen overschrijdt, tot een maximum van € 7.500,00.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.O. Wattilete, advocaat te Arnhem, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 18 juli 2023 heeft de staatssecretaris de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
Het hoger beroep
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
Het besluit van 18 juli 2023
2.       Het besluit van 18 juli 2023 wordt, gelet op 6:24, gelezen in samenhang met artikel 6:20, derde lid, van de Awb, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. Het beroep tegen dit besluit is ongegrond. De staatssecretaris heeft geen rechterlijke dwangsom verbeurd. Hij heeft het besluit van 18 juli 2023 namelijk genomen binnen de termijn die de rechtbank heeft gesteld.
Conclusie
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het beroep tegen het besluit van 18 juli 2023 is ongegrond. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       verklaart het beroep tegen het besluit van 18 juli 2023, V-[…], ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Weber
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 april 2024
846-1020