ECLI:NL:RVS:2024:1471
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, had op 24 mei 2023 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen acht weken met de algemene asielprocedure te beginnen en binnen acht weken na die aanvang een besluit te nemen. Tevens werd de staatssecretaris verplicht om een dwangsom van € 100,00 per dag te betalen voor elke dag dat hij de termijnen overschreed, tot een maximum van € 7.500,00.
De staatssecretaris heeft op 18 juli 2023 de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd, maar de vreemdeling heeft desondanks hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moeten worden.
Het besluit van 18 juli 2023 wordt geacht onderwerp te zijn van het geding en het beroep tegen dit besluit is ongegrond verklaard. De staatssecretaris heeft geen rechterlijke dwangsom verbeurd, aangezien hij het besluit binnen de gestelde termijn heeft genomen. De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep tegen het besluit van 18 juli 2023 ongegrond. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.