ECLI:NL:RVS:2024:1453
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet in behandeling nemen verblijfsvergunning
Op 8 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. Deze aanvraag werd op 9 januari 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N. Vollebergh, heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 13 maart 2024 het beroep ongegrond verklaarde.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De voorzieningenrechter heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat het hoger beroep geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 april 2024.