ECLI:NL:RVS:2024:1434
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot tijdelijke bescherming
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een besluit ontvangen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hem werd opgedragen de Europese Unie binnen 28 dagen na 4 maart 2024 te verlaten. Dit besluit volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag op 27 maart 2024, waarin het beroep van de vreemdeling ongegrond werd verklaard. De vreemdeling heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij niet zou worden uitgezet en dat hij behandeld zou worden alsof het recht op tijdelijke bescherming, zoals vastgelegd in de Richtlijn 2001/55/EG, op hem van toepassing blijft. De voorzieningenrechter heeft, na beoordeling van de aangevoerde argumenten, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de vreemdeling niet wordt uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 875,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 4 april 2024.