ECLI:NL:RVS:2024:1408

Raad van State

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
202203231/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen verlening omgevingsvergunning voor kerkgebouw in Amsterdam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan de Stichting Resurrection Power and Living Bread Ministries (Replib) voor de bouw van een kerkgebouw op de locatie Leksmondplein 5 te Amsterdam. De vergunning werd verleend op 20 mei 2019, maar omwonenden, waaronder [appellant sub 1] en de BVN-Bewonersvereniging Nellestein, hebben bezwaar gemaakt tegen deze beslissing. Zij vrezen dat de bouw van de kerk hun woon- en leefklimaat negatief zal beïnvloeden, vooral gezien de locatie in een parkachtige wijk die autovrij is en alleen toegankelijk voor fietsers en voetgangers. De rechtbank Amsterdam heeft op 14 april 2022 de bezwaren van de omwonenden gegrond verklaard en het college opgedragen om nieuwe besluiten te nemen op de bezwaren. Het college heeft vervolgens op 8 november 2022 de bezwaren opnieuw ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep van de omwonenden.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 14 augustus 2023 behandeld. De rechters hebben de argumenten van de omwonenden, waaronder de overschrijding van de maximale bouwhoogte en de parkeervraag, in overweging genomen. De Afdeling heeft vastgesteld dat de aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, waardoor de oude regelgeving van toepassing blijft. De Afdeling heeft geoordeeld dat het college voldoende gemotiveerd heeft waarom de vergunning is verleend, ondanks de bezwaren van de omwonenden. De rechtbank heeft de conclusies van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (STAB) over geluidsoverlast en parkeercapaciteit overgenomen en geoordeeld dat het college zich op goede gronden heeft kunnen baseren op de normen van het Activiteitenbesluit milieubeheer. De Afdeling heeft de besluiten van 8 november 2022 vernietigd voor zover er geen voorschrift aan de omgevingsvergunning is verbonden met betrekking tot het maximale geluidsniveau. De omgevingsvergunning blijft echter in stand, wat betekent dat de bouw van de kerk kan doorgaan.

Uitspraak

202203231/1/R1.
Datum uitspraak: 3 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1.       [appellant sub 1] en anderen, allen wonend te Amsterdam,
2.       BVN-Bewonersvereniging Nellestein en anderen, allen gevestigd dan wel wonend te Amsterdam (hierna: BVN en anderen),
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 april 2022 in zaak nr. 20/1716 en 20/1754 in het geding tussen:
1.       [appellant sub 1] en anderen,
2.       BVN en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 20 mei 2019 heeft het college aan Stichting Resurrection Power and Living Bread Ministries (hierna: Replib) omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van een kerkgebouw op de locatie Leksmondplein 5 te Amsterdam.
Bij afzonderlijke besluiten van 12 februari 2020 heeft het college de door [appellant sub 1] en anderen en BVN en anderen daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 april 2022 heeft de rechtbank het door [appellant sub 1] en anderen en BVN en anderen daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, de besluiten van 12 februari 2020 vernietigd en het college opgedragen om binnen 12 weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de bezwaren met inachtneming van deze uitspraak.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] en anderen en BVN en anderen hoger beroep ingesteld.
Het college en Replib hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij afzonderlijke besluiten van 8 november 2022 heeft het college, voor zover hier van belang, de bezwaren van [appellant sub 1] en anderen en BVN en anderen opnieuw ongegrond verklaard en het besluit van 20 mei 2019 onder aanvulling van de motivering in stand gelaten.
[appellant sub 1] en anderen en BVN en anderen hebben daartegen gronden ingediend.
[appellant sub 1] en anderen, BVN en anderen en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 augustus 2023, waar [appellant sub 1] en anderen, vertegenwoordigd door mr. P.M.L. Schilder Spel, advocaat te Amsterdam, [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door mr. L.C. van Elewoud, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Replib, vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 30 december 2018. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Het bouwplan voorziet in een kerkgebouw op een locatie waar zich reeds een gebouw bevindt en volgt, op een smalle strook na, de "footprint" van dit bestaande gebouw.
Het bouwplan ligt voor het grootste deel in het gebied van het bestemmingsplan "Gaasperdam" en is gesitueerd op gronden met de bestemming "Centrumvoorzieningen". Het bouwplan is in strijd met artikel 7, derde lid, van dit bestemmingsplan, omdat de maximale toegestane bouwhoogte van 9 meter wordt overschreden met 1 meter. Het gebruik als kerkgebouw is in overeenstemming met de bestemming "Centrumvoorzieningen". Het bouwplan ligt voor een kleiner deel, ongeveer 20%, in het gebied van het bestemmingsplan "Weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere" en is gesitueerd op gronden met de bestemming "Verkeer-2" en de dubbelbestemming "Waterstaat- waterkering". Het bouwplan is in strijd met deze bestemmingen.
Het college heeft voor het bouwplan omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1, van de Wabo in samenhang gelezen met artikel 38, eerste lid, aanhef en onder c, van het bestemmingsplan "Gaasperdam", en met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2, van de Wabo in samenhang gelezen met artikel 4, aanhef en onderdeel 1, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.
3.       [appellant sub 1] en anderen en BVN en anderen (hierna: [appellant sub 1] en anderen) zijn omwonenden van de locatie waar het kerkgebouw zal worden gerealiseerd in de wijk Nellestein. Deze grond is in eigendom van de aanvrager Replib. Volgens [appellant sub 1] en anderen is de locatie gelegen in een parkachtige wijk met veel groen die autovrij is en alleen fiets- en voetpaden heeft. [appellant sub 1] en anderen vrezen dat hun woon- en leefklimaat onevenredig zal worden aangetast door het gebruik van het kerkgebouw, dat volgens hen niet past in een rustige woonwijk met alleen fiets- en voetpaden.
4.       Bij brief van 4 december 2020 heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:47 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: STAB) als deskundige benoemd voor het instellen van een onderzoek. De rechtbank heeft de STAB verzocht om de feiten, omstandigheden en de gevolgen van het besluit van 20 mei 2019, gelet op de door [appellant sub 1] en anderen bij de rechtbank aangevoerde beroepsgronden te beschrijven. De STAB heeft op 25 maart 2021 een verslag uitgebracht.
Besluit van 20 november 2014
5.       [appellant sub 1] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat op een drietal punten, te weten het behoud van het open en groene karakter van de omgeving, de hoogte van het bouwplan en de parkeervraag door het college niet is gemotiveerd waarom wordt teruggekomen van het besluit van 20 november 2014, waarbij de aanvraag van Replib voor een kerkgebouw op deze locatie is geweigerd.
De rechtbank heeft volgens hen hierbij miskend dat het college in het besluit van 20 november 2014 aan de weigering van de vergunning ten grondslag heeft gelegd dat het "open en groene karakter" van de omgeving moest worden bewaakt. Daarnaast was het bouwplan te hoog (en het bouwoppervlak te groot) en bood de aanvraag onvoldoende duidelijkheid aangaande de verkeersoplossing. Volgens het college was het Leksmondplein immers bedoeld voor bezoekers van de woningen aan het Leksmondhof. Daarom was parkeren voor bezoekers van de kerk op het pleintje volgens het college geen mogelijkheid. In de onderhavige zaak komt de gemeente zonder verdere motivering terug van een deel van de motivering uit 2014, zoals het behoud van het open karakter, de hoogte van het bouwplan en de stelling dat de parkeerplaatsen op het pleintje bedoeld zijn voor bezoekers van de woningen. Het college had in de onderhavige zaak de vergunning op die punten (wederom) moeten weigeren, dan wel beter moeten motiveren waarom nu ineens van deze standpunten wordt afgeweken, aldus [appellant sub 1] en anderen.
5.1.    Niet in geschil is dat het in 2014 aangevraagde bouwplan, anders dan het huidige bouwplan, geheel binnen het gebied van het bestemmingsplan "Gaasperdam" lag en dat een deel van dat bouwplan, anders dan het huidige plan, was voorzien op gronden met de bestemming "Groenvoorzieningen" waardoor het bouwvlak werd overschreden. De rechtbank heeft terecht overwogen dat, reeds gelet hierop, geen sprake is van een herhaalde aanvraag als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb en het college opnieuw inhoudelijk op de aanvraag moest beslissen. Er is, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, geen rechtsregel die het college in dit geval, omdat eerder een aanvraag van Replib voor een kerk op deze locatie is geweigerd, verplicht om de beslissing op deze nieuwe op zichzelf staande aanvraag uitgebreider te motiveren in die zin dat in het besluit op de aanvraag ingegaan moest worden op de weigeringsgronden die aan het besluit van 20 november 2014 ten grondslag lagen.
Het betoog slaagt niet.
Bestemmingsplan "Gaasperdam"
6.       [appellant sub 1] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de overschrijding van de ingevolge het bestemmingsplan "Gaasperdam" geldende maximale bouwhoogte in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en het college daarvoor geen omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen.
6.1.    Wat [appellant sub 1] en anderen in hoger beroep ter onderbouwing van deze beroepsgrond hebben aangevoerd is een herhaling van wat zij in beroep hebben aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die beroepsgrond ingegaan. [appellant sub 1] en anderen hebben geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die grond in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank over deze beroepsgrond en in de onder 10.2 van de aangevallen uitspraak opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
Het betoog slaagt niet.
Bestemmingsplan "Weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere"
Begrenzing bestemmingsplan
7.       [appellant sub 1] en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de begrenzing van het bestemmingsplan "Weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere", waardoor dit geldt voor de gronden waarop het bouwplan is voorzien en in de bestaande situatie een gebouw staat, op een fout berust.
7.1.    Naar het oordeel van de Afdeling is het antwoord op de vraag of de begrenzing van het bestemmingsplan "Weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere" al dan niet op een fout berust, niet relevant voor de beoordeling van de vraag die in deze zaak voorligt. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen is het bouwplan, niet deelbaar en dient het in zijn geheel te worden getoetst aan de vraag of sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening.
Het betoog slaagt niet.
Goede ruimtelijke ordening - geluid
8.       [appellant sub 1] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan met betrekking tot het aspect geluid in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Volgens [appellant sub 1] en anderen is, kort samengevat, door het college ten onrechte aangesloten bij de normen van het Activiteitenbesluit milieubeheer, niet een juist en volledig akoestisch onderzoek gedaan en miskend dat de relevante geluidswaarden worden overschreden. In dat kader hebben [appellant sub 1] en anderen gewezen op het geluid van het luiden van kerkklokken dat volgens hen ten onrechte niet is beoordeeld. Verder is volgens hen de representatieve bedrijfssituatie niet juist beoordeeld, nu het onduidelijk is waarvoor de multifunctionele ruimtes zullen worden gebruikt, het geluid als gevolg van dit gebruik niet bij de beoordeling is betrokken en geen rekening is gehouden met het plaatsvinden van nachtdiensten. [appellant sub 1] en anderen hebben verder gewezen op de omstandigheid dat onduidelijk is of het pand zal beschikken over te openen ramen met de daarbij behorende toename van de geluidsoverlast voor omwonenden. Volgens hen is voorts onvoldoende rekening gehouden met het stemgeluid van vertrekkende bezoekers, het geluid van dichtslaande portieren en wegrijdende auto’s. [appellant sub 1] en anderen hebben verder aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte in aanmerking heeft genomen dat het college het advies van de STAB zal volgen en aan de omgevingsvergunning het voorschrift zal verbinden dat gedurende de dag- en avondperiode een maximaal bronniveau van 90dB(A) geldt. Volgens hen is een bronniveau van 90 dB(A) niet representatief en ligt het werkelijke bronniveau hoger. Verder hebben zij aangevoerd dat met het verbinden van een voorschrift aan de vergunning met een maximaal bronniveau van 90dB(A) voor de dag- en avondperiode, mogelijke activiteiten in de nacht niet worden beperkt qua geluidsniveau en bovendien in dit voorschrift geen onderscheid wordt gemaakt voor de avondperiode.
8.1.    De vraag die voorligt is of het college de afwijking van het bestemmingsplan "Weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere" en de ruimtelijke gevolgen daarvan in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening heeft kunnen achten. In dat kader is relevant dat het grootste deel van het bouwplan is voorzien in het gebied van het bestemmingsplan "Gaasperdam" op gronden met de bestemming "Centrumvoorzieningen" waarmee het kerkgebouw in overeenstemming is.
8.2.    Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het geluid als gevolg van het gebruik van het kerkgebouw binnen de grenzen van het Activiteitenbesluit milieubeheer blijft en het geluid ook overigens aanvaardbaar is voor de omgeving. Daarbij heeft het college zich gebaseerd op het, in opdracht van Replib opgestelde rapport "Akoestisch onderzoek Ghanese kerk te Amsterdam" van GeluidPlus adviseurs van 31 juli 2018. Door [appellant sub 1] en anderen is in beroep een tegenadvies overgelegd van het Geluidbureau van 5 mei 2020, waaruit volgens hen volgt dat het college ten onrechte heeft geconcludeerd dat binnen de wettelijke geluidsnormen wordt gebleven en er geen onevenredige geluidsoverlast te verwachten is.
8.3.    De STAB heeft in haar verslag van 25 mei 2021, voor zover hier van belang, geconcludeerd dat het college in het kader van een goede ruimtelijke ordening een bepaalde beleidsruimte heeft bij het kiezen van een toetsingskader. Er kan voor het toetsingskader aansluiting worden gezocht bij de brochure "Bedrijven en Milieuzonering"van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zoals [appellant sub 1] en anderen wensen, bij het gemeentelijk beleid, bij de normen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer of bij de Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening. In dit geval heeft het college volgens de STAB op goede gronden aangesloten bij de normen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.
De STAB heeft verder geconcludeerd dat voor de beoordeling van het aspect geluid dient te worden uitgegaan van het totale bouwplan. De representatieve bedrijfsruimte is volgens de STAB summier beschreven. Die bestaat - kort gezegd - uit een kerkdienst waar gezongen wordt onder begeleiding van livemuziek. Daarnaast is sprake van een luchtbehandelingssysteem, eventueel met koeling. Deze geluidsbron is geprojecteerd op het dak aan de noordzijde van het gebouw. Voor de installatie is uitgegaan van een bronvermogen van 72 dB(A). De omstandigheid dat de representatieve bedrijfsruimte summier is beschreven, is volgens de STAB niet van belang voor het bepalen van de geluidsbelasting. Voor de akoestische situatie zijn het aantal kerkdiensten en de duur daarvan niet van belang omdat er bij de geluidberekening is uitgegaan van een geluidsbron - de kerkdienst - die de gehele dag en avond in werking is. Dat is conform artikel 2.18 van het Activiteitenbesluit milieubeheer waarin is opgenomen dat voor muziekgeluid geen bedrijfsduurcorrectie mag worden toegepast. Omdat het muziekgeluid tijdens de kerkdienst de maatgevende geluidsbron is, is daarmee de bedrijfsduur voor overige geluidsbronnen niet meer van invloed op de akoestische situatie. De STAB heeft gesteld dat in de representatieve bedrijfssituatie de nachtperiode niet is opgenomen, zodat voor die periode kan worden afgeleid dat de kerk niet in gebruik is. Op basis van de beschrijving is niet bekend of sprake is van incidentele kerkdiensten in de nachtperiode. Tijdens de diensten wordt elektrische versterkte livemuziek ten gehore gebracht met gitaar, drums en zang. Het geluidsniveau is op 24 juni 2018 gemeten op de huidige locatie van de kerk aan het Kraaiennest 12 te Amsterdam. Uit de meetgegevens is een gemiddeld geluidsniveau berekend. Voor de periode met zang en geluid is dat 87 dB(A) en voor de rest van de periode 84 dB(A). Voor de berekening van de geluidsbelasting op de beoordelingspunten ter plaatse van de appartementen is rekening gehouden met een bronniveau van 90 dB(A) dat 3 dB hoger ligt dan is gemeten. Voor zover volgens [appellant sub 1] en anderen het gebruikte bronniveau van 90 dB(A) niet representatief is en een bronniveau van 95 dB(A) of hoger beter past bij een kerkdienst met zang en begeleiding van livemuziek, heeft de STAB naar voren gebracht dat beide waarden als gangbaar worden gezien. Door aan de omgevingsvergunning een maximaal bronniveau van 90 dB(A) te verbinden wordt volgens de STAB geborgd dat wordt voldaan aan de grenswaarden. De STAB heeft verder in aanmerking genomen dat op de begane grond ruimtes zijn gesitueerd die kunnen worden gebruikt voor (dag)activiteiten. Uit de toelichting van Replib blijkt dat deze ruimtes zullen worden gebruikt door bezoekers die zich daar voorafgaand aan de kerkdiensten in de lobby verzamelen en na afloop napraten. Tijdens de kerkdiensten worden de ruimtes gebruikt voor het houden van nevendiensten voor kinderen. Ook zullen de ruimtes worden gebruikt voor aan de kerk verbonden activiteiten zoals bijbelstudie. Bij deze activiteiten wordt niet gezongen en wordt geen muziek gemaakt. Incidenteel, maximaal enkele keren per jaar, zal het gebouw worden verhuurd voor gebruik als buurthuis, maar niet als feestlocatie. Er zal dan geen muziek ten gehore worden gebracht. Hoewel niet duidelijk is of aan de begane grond dezelfde geluidsisolerende waarden kunnen worden toegekend, verwacht de STAB, gelet op het beoogde gebruik als kerk, dat de geluidsisolatie van reguliere bouwmaterialen voorkomt dat sprake zal zijn geluidsemissie die leidt tot overschrijding van de grenswaarden. De STAB is niet ingegaan op het luiden van kerkklokken, omdat dit niet door Replib is aangevraagd en ook niet is vergund.
Ten aanzien van het stemgeluid heeft het college geen akoestisch onderzoek gedaan, maar volgens de STAB is er geen overschrijding van de grenswaarde uit het Activiteitenbesluit, omdat een deel van de bezoekers zal blijven napraten in de in de kerk aanwezige lobby, waardoor niet alle bezoekers tegelijkertijd buiten zullen napraten of zullen vertrekken. [appellant sub 1] en anderen gaan in hun berekening uit van 40 personen, waar 20 personen spreken met een gemiddeld bronvermogen van 67dB(A). Een bronvermogen van 67 dB(A) voor normaal spreken is ongeveer gangbaar. Het uitgangspunt van 40 personen die voor het kerkgebouw blijven napraten, acht de STAB te hoog gelet op de aanwezige lobby. Er is echter geen onderzoek gedaan naar welk aantal wel te verwachten is.
De STAB heeft over het geluid van aankomende of wegrijdende auto’s en het sluiten van portieren geconcludeerd dat dit in het akoestisch onderzoek niet is onderzocht. De STAB heeft opgemerkt dat het parkeerterrein en de garage openbaar toegankelijk zijn en hier door iedereen kan worden geparkeerd. Het parkeerterrein wordt nu vooral gebruikt door bezoekers van bewoners en tot de sluiting maakten bezoekers van de eerder ter plaatse aanwezige supermarkt daar gebruik van. Het kan wel voorkomen dat voor een kerkdienst veel auto’s tegelijkertijd op het parkeerterrein komen op een tijdstip dat het normaal rustig is. Het college heeft volgens de STAB geen afweging gemaakt of in deze situatie de aard en omvang van het gebruik wijzigt en wat de eventuele gevolgen zijn voor het woon- en leefklimaat.
8.4.    De rechtbank heeft de conclusies ten aanzien van het aspect geluid in het verslag van de STAB overgenomen en tot de hare gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college in reactie op het beroep heeft aangegeven dat, hoewel de conclusie dat sprake is van een bronvermogen van 95 dB(A) door [appellant sub 1] en anderen niet is onderbouwd met meetrapporten of andere documenten, het college het advies van de STAB zal volgen en aan de omgevingsvergunning het voorschrift zal verbinden dat gedurende de dag- en avondperiode een maximaal bronniveau van 90dB(A) geldt.
De rechtbank heeft voorts overwogen dat het college ten aanzien van het stemgeluid en het geluid van dichtslaande portieren en wegrijdende auto’s alsnog een afweging heeft gemaakt en heeft gemotiveerd dat niet alle kerkgangers tegelijk zullen vertrekken, omdat een deel blijft napraten in de kerk. De rechtbank heeft verder overwogen dat het college heeft toegelicht dat de kerkgangers buiten zullen uitwaaieren, nu een deel met de auto zal vertrekken, een deel zal lopen naar het openbaar vervoer en een deel de pendelbus zal nemen. Voorts heeft zij overwogen dat het college heeft toegelicht dat er niet dagelijks van 9:00 uur tot 23:00 uur activiteiten in het kerkgebouw zullen plaatsvinden. De rechtbank heeft verder overwogen dat het college heeft gesteld dat het geluid van komende en wegrijdende auto’s van kerkgangers niet is te onderscheiden van het parkeren door bewoners en hun bezoekers, nu beide parkeren in de openbare ruimte, en het bovendien niet in lijn der verwachting ligt dat het kerkgebouw veel verkeer zal genereren omdat het grootste deel van de kerkgangers per openbaar vervoer naar de locatie zal komen. De aard en omvang van de beschikbare parkeervoorzieningen zullen derhalve niet wezenlijk veranderen, aldus het college. De STAB heeft ter zitting bij de rechtbank aangegeven zich in deze motivering te kunnen vinden.
De rechtbank heeft verder met betrekking tot het betoog van [appellant sub 1] en anderen dat de stelling dat de kerk niet ’s nachts zal worden gebruikt onjuist is en dat het gebruik van de multifunctionele ruimte niet vaststaat, overwogen in het door [appellant sub 1] en anderen aangevoerde geen aanleiding te zien om tot een ander oordeel dan de STAB te komen. Dat er ’s nachts kerkdiensten of feesten in het kerkgebouw zullen plaatsvinden is volgens de rechtbank niet aannemelijk gemaakt. Verder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het mogelijk is dat Replib voor een incidentele nachtdienst een ontheffing vraagt. Dat Replib het gebouw zal verhuren voor het organiseren van feesten en partijen hebben [appellant sub 1] en anderen volgens de rechtbank evenmin aannemelijk gemaakt en ook gelet op het feit dat er geen horecabestemming op het perceel berust, acht de rechtbank dat niet aannemelijk. De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat Replib heeft aangegeven voornemens te zijn de kerk af en toe te verhuren voor buurtactiviteiten, zoals kaartavonden waar geen muziek ten gehore zal worden gebracht. In wat [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om tot een andere conclusie dan de STAB te komen.
Naar het oordeel van de rechtbank is door het college voldoende aannemelijk gemaakt dat het geluid binnen de grenzen van het Activiteitenbesluit milieubeheer blijft en het geluid ook overigens aanvaardbaar is voor de omgeving.
8.5.    De Afdeling neemt in aanmerking dat [appellant sub 1] en anderen in hoger beroep grotendeels het eerder in beroep aangevoerde hebben herhaald en ter onderbouwing van hun stellingen in hoger beroep naar het rapport van Geluidburo van 27 april 2020 hebben verwezen. Dit rapport is door de STAB bij haar advisering betrokken. Naar het oordeel van de Afdeling biedt het door [appellant sub 1] en anderen in hoger beroep aangevoerde geen grond voor een ander oordeel dan dat van de rechtbank. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Het door [appellant sub 1] en anderen aangevoerde biedt geen grond voor het oordeel dat de rechtbank de STAB ten onrechte heeft gevolgd in de conclusie dat het college op goede gronden heeft besloten om bij de beoordeling of sprake is van een goede ruimtelijke ordening aan te sluiten bij de normen van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Voor het oordeel dat de rechtbank bij haar beoordeling ten onrechte heeft betrokken dat het college aan de omgevingsvergunning het voorschrift zal verbinden dat gedurende de dag- en avondperiode een maximaal bronniveau van 90 dB(A) geldt, bestaat geen grond. Er is niet gebleken dat een dergelijk voorschrift niet voldoende zou zijn en niet handhaafbaar is, zoals door [appellant sub 1] anderen is betoogd. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het college heeft toegelicht dat met een maximaal bronniveau van 90 dB(A) in zowel de dag- als de avondperiode onder de toegestane geluidsniveaus van het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt gebleven, hetgeen door [appellant sub 1] en anderen niet is betwist. Daarbij is volgens hem geen bedrijfsduurcorrectie toegepast en is dus uitgegaan van een kerkdienst van 1,5 uur lang op volle sterkte. Het college heeft verder toegelicht dat het bronniveau maximaal 90 dB(A) mag bedragen en geen 95 dB(A). Dat betekent dat als de geluidproductie hoger is dan de toegestane 90 dB(A), er handhavend kan worden opgetreden. Het college heeft er verder op gewezen dat dit eenvoudig te reguleren is door het plaatsen van een geluidsbegrenzer. Voor zover Replib de ramen zou openen tijdens een kerkdienst en het maximaal toegestane geluidsniveau van het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt overschreden, heeft het college aangegeven dat ook daar handhavend tegen kan worden opgetreden en het sluiten van de ramen dan een eenvoudige oplossing is.
Voor zover [appellant sub 1] en anderen betogen dat de representatieve bedrijfssituatie onvoldoende duidelijk is en is gewezen op het gebruik van de multifunctionele ruimtes in het kerkgebouw, heeft het college toegelicht dat Replib heeft aangegeven dat deze ruimtes zullen worden gebruikt voor aan de kerk gerelateerde activiteiten, te weten bijbelstudie, vergaderingen en het verzorgen van koffie en thee na een kerkdienst en daar geen kerkdiensten zullen worden gehouden. Volgens het college zal het geluid dat in de multifunctionele ruimtes wordt gemaakt qua niveau altijd lager liggen dan het geluid vanuit de grote zaal waarin de kerkdiensten worden gehouden en dat, zoals de STAB in haar advies ook heeft geconcludeerd, als maatgevend moet worden aangemerkt. In het advies van de STAB is opgemerkt dat bij de geluidberekening is uitgegaan van een geluidsbron - de kerkdienst - die de gehele dag en avond in werking is, wat conform artikel 2.18 van het Activiteitenbesluit milieubeheer is. Daarin is immers opgenomen dat voor muziekgeluid geen bedrijfsduurcorrectie mag worden toegepast. Omdat het muziekgeluid tijdens de kerkdienst de maatgevende geluidsbron is, is daarmee de bedrijfsduur voor overige geluidsbronnen niet meer van invloed op de akoestische situatie, aldus het college. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college met het voorgaande voldoende gemotiveerd dat het gebruik van de multifunctionele ruimtes een relatie heeft met de kerk en dat het gebruik van deze ruimtes niet meer geluid zal produceren dan een kerkdienst in de grote zaal.
Ter zitting is komen vast te staan dat er met enige regelmaat nachtdiensten zullen plaatsvinden. Er is, mede gelet op de toelichting van Replib, echter geen reden om aan te nemen dat daarbij sprake zal zijn van versterkt geluid. De enkele vrees van [appellant sub 1] en anderen is daarvoor onvoldoende. Het college heeft voorts onder meer toegelicht dat, hoewel bij het beoordelen van de aanvraag niet bekend was dat ook nachtdiensten zouden plaatsvinden, het niet zo is dat er ’s nachts geen enkel geluid mag worden gemaakt. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college zich op dit standpunt kunnen stellen.
Voor zover [appellant sub 1] en anderen hebben gewezen op het geluid van pratende bezoekers bij het verlaten van de kerk en het dichtslaan van autoportieren heeft het college zich voorts op het standpunt kunnen stellen dat de omvang van dit geluid niet zodanig is dat het als onaanvaardbaar moet worden aangemerkt op deze locatie. Daarbij wordt in acht genomen dat het hier, hoewel veel groen aanwezig is, om een stedelijke omgeving gaat. Bovendien is op deze locatie, voor zover gelegen binnen het gebied van het bestemmingsplan "Gaasperdam", een kerkgebouw met de daarbij behorende ruimtelijke gevolgen toegestaan. Verder liggen de woningen van de omwonenden op enige afstand van de kerk en grenzen deze niet aan de locatie van de kerk. De parkeerplaatsen waar de kerkbezoekers gebruik van zullen maken liggen eveneens niet in de directe nabijheid van de woningen van omwonenden. Het college heeft zich verder, onder verwijzing naar de STAB, op het standpunt gesteld dat het stemgeluid, hoewel het Activiteitenbesluit daarop niet van toepassing is, niet in strijd is met de normen van dit besluit als daaraan wel zou moeten worden getoetst.
Voor zover [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte bij de ruimtelijke beoordeling het luiden van een kerkklok niet heeft betrokken, omdat, indien eenmaal gebruik als kerk mogelijk is gemaakt op grond van artikel 6 van de Grondwet, het luiden van de klokken niet meer kan worden verhinderd en zij hebben verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 28 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:910, wordt als volgt overwogen.
Het college heeft in het geluidsonderzoek geen onderzoek gedaan naar de gevolgen van het luiden van een kerkklok, omdat geen kerkklok is aangevraagd. De rechtbank heeft het college hierin gevolgd. Uit onder meer de uitspraak van 28 april 2021 (onder 11 en 15.1) volgt echter dat als het college de bouw van een kerk toestaat zonder er voorschriften over klokgelui aan te verbinden, tevens het produceren van regulier religieus klokgelui wordt toegestaan. Daarom moet het college bij de vergunning voor de kerk de vraag beantwoorden of regulier religieus klokgelui op deze locatie ruimtelijk aanvaardbaar is. Het college heeft, na verlening van deze omgevingsvergunning, in een later stadium slechts de mogelijkheid om excessief klokgelui of niet-religieus klokgelui via regulering aan banden te leggen. Uit de uitspraak van 28 april 2021 (onder 12) volgt echter ook dat een bestaande situatie, waarin reeds een kerk met klok bestemd of aanwezig is, onderscheiden dient te worden van een nieuwe situatie, waarin het gaat om een nieuw te bouwen kerkgebouw. Bij een bestaand of bestemd kerkgebouw heeft de ruimtelijke afweging met betrekking tot het geluid van een kerkklok al plaatsgevonden. De Afdeling neemt in aanmerking dat dit bouwplan weliswaar in strijd is met de ter plaatse geldende bestemming voor zover het bouwplan is gelegen in het gebied van het bestemmingsplan "Weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere". Maar het grootste deel van het bouwplan is gelegen in het gebied van het bestemmingsplan "Gaasperdam" dat ter plaatse een kerkgebouw toestaat. De ruimtelijke afweging met betrekking tot het geluid van het regulier luiden van een kerkklok kan daarom geacht worden reeds in de ruimtelijke afweging met betrekking tot dit bestemmingsplan te zijn betrokken en ruimtelijk aanvaardbaar te zijn geacht.
8.6.    De rechtbank is terecht, onder verwijzing naar het rapport van de STAB en de ter zitting gegeven toelichting van de STAB, tot het oordeel gekomen dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het besluit van 20 mei 2019 wat betreft het geluidsaspect niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Het betoog slaagt niet.
Goede ruimtelijke ordening - autoparkeren
9.       [appellant sub 1] en anderen vrezen voor ernstige overlast ten gevolge van auto’s van bezoekers van de kerk. Zij menen dat er ter plaatse te weinig parkeerplaatsen zijn voor de bezoekers van de kerk. Dit zal volgens hen een zeer negatieve invloed hebben op hun woon- en leefklimaat.
10.     De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak, voor zover hier van belang, als volgt overwogen.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat het college in het geval van een besluit waarbij van het bestemmingsplan wordt afgeweken en waar het bestemmingsplan zelf niet verwijst naar een norm, de in de Nota Parkeernormen Auto van de gemeente Amsterdam, zoals gewijzigd op 29 november 2017 (de parkeernota) neergelegde normen hanteert. De rechtbank heeft overwogen dat als beleidsregel volgens de parkeernota geldt dat bij het vaststellen van parkeernormen voor voorzieningen de actuele kencijfers van de CROW het uitgangspunt vormen, gecombineerd met actuele Amsterdamse gegevens over de verkeersgeneratie van specifieke functies. Voor het vaststellen van parkeernormen is voorts gekozen voor een driedeling in de stad. Hierbij is vooral de mate van bereikbaarheid per openbaar vervoer als maatstaf genomen. De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat voorliggende locatie in een gebied ligt dat in de parkeernota is gekenmerkt als zone C. Dit houdt in dat de bereikbaarheid per openbaar vervoer minder goed is dan in de rest van de stad en dat maatwerk nodig is. De rechtbank heeft verder overwogen dat ten tijde van het genomen besluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning de CROW-publicatie "Toekomstbestendig parkeren, van parkeercijfers naar parkeernormen" van december 2018 de meest actuele versie was. In de publicatie wordt uitgegaan van parkeercijfers per zitplaats voor een religiegebouw. Dit cijfer varieert tussen 0,1 en 0,2. Het college heeft gebruik gemaakt van deze CROW-publicatie.
De rechtbank heeft overwogen dat de STAB heeft geconcludeerd dat door het college rekening had moeten worden gehouden met een grotere parkeervraag dan door het college is berekend. Er is volgens de STAB onvoldoende rekening gehouden met de feitelijke parkeersituatie op en rond het Leksmondplein, in een gebied met een acceptabele loopafstand en een parkeerdrukmeting op de maatgevende dag (zondag) ontbreekt.
Voorts heeft de rechtbank overwogen dat het college in reactie op het rapport van de STAB een parkeerdrukonderzoek heeft laten uitvoeren door het bedrijf Trajan (verder Trajan) waarvan de bevindingen zijn neergelegd in het rapport van Trajan van 8 juni 2021. Dit rapport heeft de rechtbank bij haar beoordeling betrokken. Verder heeft de rechtbank bij haar beoordeling het door [appellant sub 1] en anderen overgelegde aanvullende memo van Stiphout Verkeers Advies (SVA) van 7 januari 2022 betrokken, waarin is gereageerd op het onderzoek door Trajan en de uitgevoerde parkeerdrukmetingen.
De rechtbank heeft overwogen dat het college, gelet op de Nota Parkeernormen Auto van de gemeente Amsterdam, zoals gewijzigd op 29 november 2017 (de parkeernota) en de CROW-publicatie "Toekomstbestendig parkeren, van parkeercijfers naar parkeernormen" van december 2018, heeft mogen uitgaan van een parkeerbehoefte voor het hele bouwplan van 25 parkeerplaatsen (250 zitplaatsen maal 0,1).
De rechtbank heeft verder overwogen dat het vervolgens de vraag is of er sprake is van voldoende capaciteit om aan de vraag van 25 parkeerplaatsen te voldoen. De rechtbank heeft in dat verband vastgesteld dat er niet kan worden geparkeerd op het eigen terrein van Replib. Om tegemoet te komen aan de parkeervraag moet onderzoek uitwijzen in hoeverre er parkeergelegenheid elders aanwezig is of gecreëerd kan worden. De rechtbank heeft overwogen dat de STAB bij het bepalen van een acceptabele loopafstand uitgaat van 100-600 meter en zij geen aanleiding ziet het advies van de STAB hierin niet te volgen. De rechtbank heeft voorts overwogen dat zij ook het advies van de STAB volgt dat zowel de parkeerplaatsen waarvoor een blauwe zone geldt (maximaal twee uur parkeren), als de parkeerplaatsen op de begane grond van de nabijgelegen parkeergarages kunnen worden meegeteld bij de bepaling van de capaciteit. Over de blauwe zone heeft zij overwogen dat geldt dat er voor de duur van de bijeenkomsten in de kerk geen voorschriften in de omgevingsvergunning zijn opgenomen en de beperkte parkeerduur niet hoeft te worden meegenomen in de rekenmethode voor het bepalen van de capaciteit. De gebruikers van de kerk zullen volgens de rechtbank zelf rekening moeten houden met de eventuele gevolgen voor de parkeersituatie. De parkeerplaatsen op de begane grond van de parkeergarages zijn openbaar toegankelijk voor bezoekers en kunnen daarom volgens de rechtbank ook worden meegeteld.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat uit het rapport "Parkeerdruk Nellestein" van Trajan van 8 juni 2021, opgesteld naar aanleiding van de aan Trajan verstrekte opdracht de parkeerdruk te onderzoeken, volgt dat er in de nacht van 25 op 26 mei 2021 en op zondag 30 mei 2021 ’s ochtends tussen 10:00 en 12:00 uur en van 14:00 uur tot 16:00 uur een parkeerdrukmeting heeft plaatsgevonden. Op zondagochtend waren er 28 parkeerplaatsen beschikbaar en op zondagmiddag 19. De rechtbank heeft overwogen dat deze onderzoeksgegevens niet overeenkomen met de parkeerdrukmeting die is uitgevoerd door SVA. SVA heeft in de periode van 10 oktober 2021 tot en met 7 november 2021 meerdere parkeertellingen op zondag uitgevoerd. De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat het onderzoek dat ten grondslag ligt aan de door [appellant sub 1] en anderen overgelegde memo van SVA van 7 januari 2022 meer representatief is dan het onderzoek dat is gedaan door Trajan. De rechtbank heeft er op gewezen dat het onderzoek door Trajan, anders dan het onderzoek door SVA, heeft plaatsgevonden op een moment dat het aantal bezoekers streng gereguleerd was in verband met de coronapandemie. Het aantal vrije parkeerplaatsen is volgens de tellingen door SVA op zondagochtend 18 en op zondagmiddag 12. De rechtbank heeft overwogen dat gezien de eerder vastgestelde behoefte van 25 parkeerplaatsen uit het onderzoek van SVA blijkt dat binnen het gebied dat in de tellingen is betrokken niet in de parkeerbehoefte van de kerk kan worden voorzien.
De rechtbank heeft overwogen dat het aan het college is een nader onderzoek te laten uitvoeren naar de ruimtelijke inpasbaarheid van de omgevingsvergunning en het college nieuwe besluiten zal moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank heeft er op gewezen dat het college de mogelijkheid heeft, in navolging van het advies van de STAB, een ruimer gebied bij het onderzoek te betrekken. Ook heeft de STAB op de zitting bij de rechtbank geopperd een kentekenonderzoek te houden, met het oog op het gebruik van de parkeerplaatsen op de begane grond van de parkeergarages, door bewoners die ook boven op het parkeerdek zouden kunnen parkeren. Met nader onderzoek kan het college volgens de rechtbank dus alsnog bepalen of er voldoende restcapaciteit is. Volgens de rechtbank kan het college daarbij ook betrekken het aanbod van Replib om extra voorzieningen te treffen, welke bijdragen aan de vermindering van de parkeerdruk. Als er onvoldoende capaciteit is, moet het college vervolgens afwegen of het evenredig is om aan het gemeentelijk beleid vast te houden, aldus de rechtbank.
11.     [appellant sub 1] en anderen betogen, onder verwijzing naar de door hen eerder in de procedure overgelegde stukken van SVA, dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college van een parkeerbehoefte van 25 parkeerplaatsen heeft mogen uitgaan. Volgens hen is de parkeerbehoefte door het college niet juist berekend en is deze groter dan 25 parkeerplaatsen. In deze specifieke situatie dient niet alleen naar de parkeerbehoefte van de kerkzaal gekeken te worden, maar dient ook de parkeernorm van de multifunctionele ruimten te worden meegerekend, aldus [appellant sub 1] en anderen. Verder is de rechtbank er bij de bepaling van de parkeerbehoefte ten onrechte van uitgegaan dat de locatie per openbaar vervoer bereikbaar is en dat binnen acceptabele loopafstanden bus- en metrohaltes aanwezig zijn. In het kader van het toe te passen maatwerk had het college ook onderzoek moeten doen naar de specifieke bereikbaarheid van het Leksmondplein. Daaruit zou gebleken zijn dat de gemiddelde reistijd per openbaar vervoer gemiddeld 3 keer langer is dan de reistijd per auto. Hierdoor is het zeer aannemelijk dat bezoekers van de kerk meer met de auto zullen komen, wat een kengetal van 0,2 zou rechtvaardigen. De rechtbank heeft volgens [appellant sub 1] en anderen voorts miskend dat de kerk een (boven)regionale functie heeft die er in dit geval toe moet leiden dat het college van een hoger kencijfer dan 0,1 per zitplaats uit zou moeten gaan. Volgens [appellant sub 1] en anderen is verder de stelling van het college dat in de hele stad de ondergrens van de bandbreedte van de CROW -kencijfers wordt gehanteerd, op geen enkele manier onderbouwd. Uit de parkeernota volgt immers overduidelijk dat de CROW-norm gehanteerd wordt en niet dat hier altijd wordt uitgegaan van het laagste kencijfer. Het college had in deze specifieke situatie met een slechte bereikbaarheid per openbaar vervoer, de regionale functie van de kerk en de opmerkingen van het CROW dat alleen de globale kencijfers voor religiegebouwen afgegeven kunnen worden en dat bij de toepassing een forse marge in acht genomen moet worden, de parkeernorm beter moeten onderbouwen en niet automatisch van het laagste kengetal moeten uitgaan. De parkeernota schrijft maatwerk voor, aldus [appellant sub 1] en anderen.
11.1.  De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college heeft mogen uitgaan van een parkeerbehoefte van het bouwplan van 25 parkeerplaatsen (250 zitplaatsen maal 0,1). Er is geen aanleiding, zoals de STAB ook heeft geadviseerd, voor het oordeel dat het college de multifunctionele ruimtes afzonderlijk bij de berekening van de parkeerbehoefte had moeten meenemen en niet van zitplaatsen uitgegaan had mogen worden. Het college hanteert de Nota parkeernormen bij de berekening van de parkeerbehoefte. In die Nota is verwezen naar de kencijfers van de CROW. De functie van het bouwplan is "kerkgebouw" en de CROW gaat uit van parkeercijfers per zitplaats voor een religiegebouw en niet van vloeroppervlakte.
Er is verder onvoldoende grond voor het oordeel dat het college het kencijfer 0,1 niet heeft mogen hanteren, omdat, zoals [appellant sub 1] en anderen betogen, sprake is van slechte bereikbaarheid met het openbaar vervoer en een (boven)regionale functie. Tussen partijen is niet in geschil dat de bereikbaarheid, zoals ook door de STAB is vastgesteld, vanuit locaties binnen Amsterdam acceptabel is en de bereikbaarheid met het openbaar vervoer vanuit andere gebieden, zoals ook is vastgesteld door de STAB, minder goed is. Partijen zijn het niet eens over de al dan niet (boven)regionale functie van de kerk. Volgens Replib en het college is, anders dan [appellant sub 1] en anderen aanvoeren, geen sprake van een regionale functie. De Afdeling stelt vast dat, ook als wordt uitgegaan van een (boven)regionale functie van de kerk de door [appellant sub 1] en anderen gestelde omvang daarvan niet is onderbouwd met objectieve gegevens. Het door [appellant sub 1] en anderen aangevoerde biedt geen grond voor het oordeel dat de kerk dermate veel bezoekers vanuit de regio en daarbuiten zal aantrekken dat het kencijfer 0,1 niet gehanteerd zou mogen worden. De rechtbank heeft in dat kader terecht in aanmerking genomen dat de omstandigheden dat volgens de CROW-publicatie een forse marge in acht moet worden genomen en er maatwerk moet worden geleverd het college niet betekent dat niet mag worden uitgegaan van het kencijfer 0,1 per zitplaats. Het college heeft voorts toegelicht dat de gemeente in de hele stad de ondergrens van de bandbreedte van de CROW-kencijfers aanhoudt om zo het autoverkeer in de stad te ontmoedigen. De enkele, niet onderbouwde, stelling van [appellant sub 1] en andere dat het college niet heeft gemotiveerd dat het in de hele stad de ondergrens van de bandbreedte van de CROW-kencijfers aanhoudt om zo het autoverkeer in de stad te ontmoedigen, biedt geen grond voor twijfel aan dit standpunt van het college.
Het betoog slaagt niet.
12.     [appellant sub 1] en anderen betogen dat de rechtbank met betrekking tot de parkeercapaciteit in de omgeving ten onrechte heeft overwogen dat zowel de parkeerplaatsen waarvoor een blauwe zone geldt (maximaal twee uur parkeren), als de parkeerplaatsen op de begane grond van de nabij gelegen parkeergarages kunnen worden meegeteld bij de bepaling van de capaciteit.
De rechtbank heeft volgens hen miskend dat uit de schema’s van de kerk-activiteiten blijkt dat de kerkdiensten bijna 3 uur bedragen terwijl de maximaal toegestane parkeerduur 2,5 uur bedraagt. Daarbij dient nog opgeteld te worden dat kerkbezoekers eerder zullen aankomen en na afloop niet allemaal meteen zullen vertrekken. Tevens zijn de kerkdiensten aansluitend op elkaar gepland, waardoor een overlap van de parkeerbehoefte verondersteld mag worden. Het college had daarom bij het verlenen van de vergunning onderzoek moeten doen naar de duur van de kerkdiensten in relatie tot de maximaal toegestane parkeerduur in de blauwe zone.
De rechtbank heeft volgens [appellant sub 1] en anderen verder miskend dat de parkeergarages in beheer en eigendom zijn bij aparte verenigingen van eigenaren. Door middel van de zogenaamde artikel 461-bebording en tekstopschriften zoals "eigen weg" heeft de vereniging van eigenaren aangegeven dat de parkeergarage bedoeld is voor (bezoekers van) bewoners van Leksmondhof en Leusdenhof. Met deze bebording wordt duidelijk gemaakt dat parkeerders anders dan bezoekers van de bewoners van Leksmondhof en Leusdenhof, niet in de parkeergarages mogen parkeren. [appellant sub 1] en anderen wijzen er op dat de verenigingen van eigenaren geen toestemming geven voor gebruik van de parkeerplaatsen in de garage door gebruikers van een eventueel kerkgebouw aan Leksmondhof 5. Hieruit volgt dat de parkeerplaatsen op de begane grond van de parkeergarages niet kunnen worden meegerekend bij het bepalen van de capaciteit.
De rechtbank heeft volgens [appellant sub 1] en anderen verder ten onrechte overwogen dat bij het bepalen van de parkeercapaciteit van een maximale loopafstand van 600 m uitgegaan mag worden. Zij wijzen er op dat het advies van de STAB is gebaseerd op de acceptabele loopafstand uit de CROW-publicatie 381 "Toekomstbestendig parkeren". Voor de hoofdfunctie ontspanning zou de acceptabele loopafstand 100 tot maximaal 600 meter bedragen. Het CROW geeft echter ook aan dat de acceptatie van de loopafstand marges vertoont die onder andere bepaald worden door de parkeerduur, de aantrekkelijkheid van de looproute en de fysieke conditie van de kerkgangers. In de onderhavige situatie kan volgens [appellant sub 1] en anderen, gelet hierop, niet van de maximale loopafstand van 600 meter uitgegaan worden.
12.1.  Het door [appellant sub 1] en anderen aangevoerde biedt geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de parkeerplaatsen in de blauwe zone meegerekend mogen worden bij de parkeercapaciteit. De rechtbank heeft de door [appellant sub 1] en anderen gestelde duur van de kerkdiensten, met de STAB, anders dan [appellant sub 1] en anderen menen, wel onderkend maar heeft terecht in aanmerking genomen dat de gebruikers van de kerk zelf rekening moeten houden met de eventuele gevolgen van de duur van de bijeenkomsten van de kerk. Dat parkeerders mogelijk de maximale parkeerduur overschrijden is een kwestie van handhaving die in deze procedure niet aan de orde kan komen. Uit de omstandigheid dat de duur van de kerkdiensten mogelijk langer is dan de toegestane parkeerduur in de blauwe zone, volgt niet dat de parkeerplaatsen niet meegerekend zouden mogen worden bij de capaciteit.
Voor zover [appellant sub 1] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de parkeergarages in beheer en eigendom zijn bij aparte verenigingen van eigenaren, dat hun toestemming nodig is voor het parkeren door anderen dan bezoekers en bewoners van Leksmondhof en Leusdenhof en die toestemming niet wordt gegeven, behoeft dit geen bespreking. Het college heeft te kennen gegeven dat het in het kader van de nieuw te nemen besluiten op bezwaar deze parkeerplaatsen niet langer zal meerekenen bij de capaciteit. Het college heeft bij afzonderlijke besluiten van 8 november 2022 opnieuw beslist op de bezwaren van [appellant sub 1] en anderen. Hierna zal onder 17.2 worden besproken of het college met die besluiten wel voldoende heeft gemotiveerd dat kan worden voorzien in de parkeerbehoefte als gevolg van de realisering van het bouwplan van 25 parkeerplaatsen en de realisering van het kerkgebouw niet zal leiden tot een onaanvaardbare toename van de parkeerdruk .
Er is voorts geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte de STAB heeft gevolgd voor zover in het advies van de STAB bij het bepalen van een acceptabele loopafstand wordt uitgegaan van een loopafstand van 100-600 meter. [appellant sub 1] en anderen volstaan met de stelling dat de CROW aangeeft dat de acceptatie van de loopafstand marges vertoont die onder andere bepaald worden door de parkeerduur, de aantrekkelijkheid van de looproute en de fysieke conditie van de kerkgangers en dat in de onderhavige situatie in dat kader niet van de maximale loopafstand van 600 meter uitgegaan mag worden. [appellant sub 1] en anderen hebben deze laatste conclusie niet verder onderbouwd.
Hetgeen [appellant sub 1] en anderen voor het overige hebben aangevoerd betreft geen dragende overwegingen van de aangevallen uitspraak, maar overwegingen van de rechtbank in het kader van de nieuw te nemen besluiten op bezwaar, en kan dan ook niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
Het betoog slaagt niet.
Privaatrechtelijke belemmering
13.     [appellant sub 1] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering. Volgens hen laat het erfpachtcontract met de gemeente alleen detailhandel toe op de locatie. De rechtbank heeft volgens hen ten onrechte overwogen dat geen sprake is van een privaatrechtelijke belemmering, omdat het erfpachtcontract in de toekomst kan worden gewijzigd, in die zin dat de toegestane functie van detailhandel zou kunnen worden gewijzigd. [appellant sub 1] en anderen voeren aan dat een wijziging van het erfpachtcontract zeer onaannemelijk is en zelfs uitgesloten moet worden geacht, nu het college in 2014 aan de weigering van de destijds gevraagde omgevingsvergunning ten grondslag heeft gelegd dat in het erfpachtcontract de bestemming detailhandel (winkel) is opgenomen. Het college heeft volgens [appellant sub 1] en anderen niet aannemelijk gemaakt dat het daar thans een andere mening over heeft. Aangenomen moet daarom worden dat het college op basis van het erfpachtcontract uitgaat van gebruik als detailhandel/winkel en dat een wijziging van het gebruik daarbij niet aan de orde is.
13.1.  Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:523), bestaat voor het oordeel dat een privaatrechtelijke belemmering aan de verlening van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan in de weg staat, slechts aanleiding wanneer deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is immers de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit.
De omstandigheid dat tussen partijen een verschil van mening is over het antwoord op de vraag of het erfpachtcontract in de toekomst kan worden gewijzigd in die zin dat de toegestane functie van detailhandel zou kunnen worden gewijzigd, zoals het college meent, of een wijziging van het erfpachtcontract uitgesloten is, zoals [appellant sub 1] en anderen betogen, maakt reeds dat de vereiste evidentie ontbreekt.
Het betoog slaagt niet.
Welstand
14.     [appellant sub 1] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand, dan wel in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, nu het bouwplan niet een kleinschaliger karakter heeft dan de huidige bebouwing en de architectuur van de kerk geen samenhang vertoont met de omgeving. [appellant sub 1] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat zij wel degelijk naar documenten ter onderbouwing van hun standpunt hebben verwezen, zoals de Cultuurhistorische Verkenning Gaasperdam en het project "transitie Lopikhof" waarin de bijzondere kenmerken van de wijk Nellestein worden benoemd. [appellant sub 1] en anderen betogen dat voor zover de in deze documenten genoemde waarden niet bij het aspect welstand kunnen worden betrokken, deze in ieder geval dienen te worden meegenomen in de beoordeling van een goede ruimtelijke ordening in het kader van het afwijken van de geldende bestemmingsplannen. Bovendien blijkt uit de geldende welstandsnota dat bij de beoordeling van de versterking van de stedelijke structuur, indien mogelijk vervangende nieuwbouw een kleinschaliger karakter dient te krijgen dan de huidige bebouwing. Volgens de rechtbank is het echter geen dwingend criterium en is de oppervlakte van het bouwplan niet groter dan die van het bestaande gebouw. De rechtbank heeft hierbij volgens [appellant sub 1] en anderen miskend dat de hoogte van het bouwplan en daarmee het volume van het gebouw aanzienlijk groter is dan het bestaande gebouw en dat deugdelijk gemotiveerd dient te worden waarom van dit uitgangspunt van de welstandsnota wordt afgeweken. [appellant sub 1] en anderen betogen in dit kader dat uit het advies van de afdeling Monumenten en Archeologie (M&A) van de gemeente van 4 april 2019 blijkt dat de nog gave stedenbouwkundige structuur, de rustige en bijzondere woonomgeving, de karakteristieke architectuur en het stelsel "droogtopen" van belang zijn voor de landschappelijke inpassing van het kerkgebouw in Nellestein. Omdat in Nellestein nog niet ingrijpend is vernieuwd, is volgens dit advies de aanwezige bebouwing nog steeds uit dezelfde bouwperiode, de jaren tachtig, wat aan de buurt een samenhangend beeld verleent. Ten opzichte van de bestaande situatie, wordt in het nieuwbouwplan de bouwmassa vergroot en de functie veranderd en wijkt de architectuur af van de andere bebouwing in de omgeving, betreffende vormgeving, materiaalgebruik en kleur. Uit het advies blijkt volgens [appellant sub 1] en anderen dat het bouwplan voor de kerk in ieder geval niet een kleinschaliger karakter heeft dan de huidige bebouwing en dat de architectuur van de kerk geen samenhang vertoont met de omgeving.
14.1.  Hoewel het college niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij het college zelf ligt, mag het op dat advies afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Awb voor de wettelijke adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders als de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies van een andere deskundig te achten persoon of instantie heeft overgelegd of concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht.
Het college heeft aan het besluit van 20 mei 2019 de adviezen van de CRK van 18 oktober 2017 en 3 april 2019 ten grondslag gelegd. De CRK heeft in die adviezen geconcludeerd dat het bouwplan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand. Het door [appellant sub 1] en anderen aangevoerde biedt geen grond voor het oordeel dat het college zich niet op deze adviezen heeft mogen baseren. [appellant sub 1] en anderen hebben ook in hoger beroep geen tegenadvies ingebracht dat grond biedt voor twijfel aan de juistheid van de adviezen. Aan de Cultuurhistorische Verkenning Gaasperdam en het project "transitie Lopikhof" komt, zoals de rechtbank in navolging van de STAB heeft overwogen, niet die betekenis toe die [appellant sub 1] en anderen daaraan gehecht wensen te zien, nu het toetsingskader de Welstandsnota "De schoonheid van Amsterdam 2016" is. Voor zover in de welstandsnota is bepaald dat nieuwbouw voor zover mogelijk een kleinschaliger karakter moet hebben betreft dit verder geen dwingende bepaling en zoals de rechtbank terecht heeft overwogen is de oppervlakte bovendien gelijk aan die van de bestaande bebouwing.
Het college heeft verder advies ingewonnen van de afdeling M&A. M&A heeft in het advies van 11 april 2019 de aangevraagde realisering van het kerkgebouw stedenbouwkundig inpasbaar geacht in het gebied. Aangegeven is dat het bouwplan past in de architectuur/stedenbouwtraditie van de periode ’60-‘85 dat kerkgebouwen een ander kleur- en materiaalgebruik hebben dan de bebouwing in de omgeving. Het door [appellant sub 1] en anderen aangevoerde biedt geen grond voor het oordeel dat het college zich niet op dit advies heeft mogen baseren.
Het betoog slaagt niet.
Nieuwe besluiten van 8 november 2022
15.     Bij afzonderlijke besluiten van 8 november 2022 heeft het college, voor zover hier van belang, de bezwaren van [appellant sub 1] en anderen en BVN en anderen ongegrond verklaard en het besluit van 20 mei 2019 onder aanvulling van de motivering in stand gelaten. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24 van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding.
16.     Het college heeft aan de besluiten van 8 november 2022 twee nieuwe rapporten ten grondslag gelegd, te weten het rapport "Advies Fietsparkeren" van 17 augustus 2022 van een medewerker van het team Parkeernormen van de afdeling Verkeer & Openbare ruimte van de gemeente en het rapport "Parkeersituatie Nellestein" van adviesbureau Trajan van
19 augustus 2022.
Ruimtelijke ordening - geluid
17.     De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak vastgesteld dat het college in het verweerschrift heeft aangegeven dat, hoewel de conclusie dat sprake is van een bronvermogen van 95dB(A) door [appellant sub 1] en anderen niet is onderbouwd met meetrapporten of andere documenten, het college het advies van de StAB zal volgen en aan de omgevingsvergunning het voorschrift zal verbinden dat gedurende de dag- en avondperiode een maximaal bronniveau van 90dB(A) geldt. De Afdeling stelt vast dat het college met de besluiten van 8 november 2022 niet een dergelijk voorschrift aan de omgevingsvergunning heeft verbonden. Het college heeft ter zitting van 15 augustus 2023 benadrukt het voorschrift aan de omgevingsvergunning te willen verbinden, maar dit te zijn vergeten. Voorts heeft het college de Afdeling ter zitting verzocht het voorschrift zelf in de zaak voorziend aan de omgevingsvergunning te verbinden en is dit ook met partijen besproken.
Hoewel uit artikel 2.18, eerste lid, aanhef en onder c, van het Activiteitenbesluit volgt dat bij het bepalen van de geluidsniveaus, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a dan wel 2.20, het geluid ten behoeve van het oproepen tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging of het bijwonen van godsdienstige of levensbeschouwelijke bijeenkomsten en lijkplechtigheden, alsmede geluid in verband met het houden van deze bijeenkomsten of plechtigheden buiten beschouwing blijft, is het stellen van een voorschrift als door het college beoogd in het kader van een goede ruimtelijke ordening naar het oordeel van de Afdeling toegestaan.
Nu het college heeft aangegeven dat de besluiten van 8 november 2022 op dit punt gebrekkig zijn, ziet de Afdeling aanleiding om deze besluiten te vernietigen wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel voor zover hierbij geen voorschrift aan de omgevingsvergunning van 20 mei 2019 is verbonden met betrekking tot het maximale bronniveau gedurende de dag- en avondperiode. Verder ziet zij aanleiding om zelf voorziend aan de omgevingsvergunning het voorschrift te verbinden dat gedurende de dag- en avondperiode een maximaal bronniveau van 90dB(A) geldt. Daarbij geldt dat, zoals hiervoor onder 8.5 is overwogen, dat het college op goede gronden heeft besloten om bij de beoordeling of sprake is van een goede ruimtelijke ordening aan te sluiten bij de normen van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het voorschrift ziet dan ook op die normen. Verder blijkt uit onder meer het aan de besluitvorming ten grondslag gelegde rapport van GeluidPlus van 31 juli 2018 dat alle metingen en berekeningen die aan de besluitvorming ten grondslag liggen zijn uitgevoerd conform de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (HMRI-II) uit 1999. Bij de metingen en berekeningen in het kader van de vraag of aan het voorschrift wordt voldaan is deze handleiding ook van toepassing.
Ruimtelijke ordening - auto-parkeren
18.     [appellant sub 1] en anderen betogen dat de besluiten van 8 november 2022 met betrekking tot het aspect auto-parkeren in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening en hebben ter onderbouwing van dit standpunt onder meer verwezen naar het rapport van SVA van 25 februari 2023.
Voor zover door het college wordt verwezen naar het onderzoek van Trajan "Parkeersituatie Nellestein" van 19 augustus 2022 stellen [appellant sub 1] en anderen dat dit rapport veel onjuistheden bevat, dan wel in het rapport wordt uitgegaan van onjuiste aannames. Volgens hen is het rapport van Trajan niet op zorgvuldige wijze tot stand gekomen en is het inhoudelijk ook niet concludent. Bovendien staat dit rapport haaks op de uitgangspunten die de gemeente zelf in het verleden heeft gehanteerd over dit bouwplan.
Volgens [appellant sub 1] en anderen wordt in de besluiten van 8 november 2022 ten onrechte van een parkeerbehoefte van 25 parkeerplaatsen uitgegaan omdat van te weinig bezoekers wordt uitgegaan en een te lage parkeernorm is gehanteerd. Daarnaast is er ten onrechte vanuit gegaan dat de acceptabele loopafstand van parkeerplaatsen tot aan de kerk 100 tot 600 meter bedraagt. [appellant sub 1] en anderen menen dat de acceptabele loopafstand maximaal 300 meter bedraagt. Hier ging de gemeente voorheen zelf ook van uit. [appellant sub 1] en anderen voeren verder aan dat de parkeerplaatsen in de blauwe zones in principe beschikbaar moeten zijn voor de bezoekers van de bewoners en niet geschikt zijn voor parkeren door kerkbezoekers, omdat de diensten langer duren dan de maximale parkeertijd en niet meegeteld hadden mogen worden bij de berekening van de parkeercapaciteit. Dat geldt volgens hen ook voor de parkeerplaatsen in de parkeergarages, onder meer nu uit de verklaringen van de bestuurders van de verenigingen van eigenaren van de parkeergarages blijkt dat niet wordt toegestaan dat er door bezoekers van een toekomstige kerk aan het Leksmondplein 5 in de garages zal worden geparkeerd en zij dus niet willen meewerken aan afspraken over het gebruik van de parkeergarage door kerkbezoekers. [appellant sub 1] en anderen stellen verder dat het gebruik van het gebouw voor kerkdiensten en andere religieuze activiteiten en eventueel gebruik door derden niet helder is. Onduidelijk is welke dagen er sprake zal zijn van welk gebruik. Zij wijzen er op dat bijvoorbeeld in het rapport van Trajan lijkt te zijn uitgegaan van twee kerkdiensten op zondagen maar dat onduidelijk is of dat in de toekomst ook zal worden voortgezet of dat weer sprake zal zijn van één kerkdienst. Verder heeft Replib altijd zelf aangegeven dat het gebouw waarschijnlijk verhuurd zal worden aan derden. Dit gebruik is echter onduidelijk.
[appellant sub 1] en anderen wijzen verder op de volgens hen bestaande zeer hoge parkeerdruk in het gebied rondom het Leksmondplein. [appellant sub 1] en anderen stellen dat het college daar ten tijde van het besluit van 20 mei 2019 ook reeds van op de hoogte was en wijzen in dit kader op een e-mail van 16 juni 2021 van de afdeling Verkeer & Openbare Ruimte.
Volgens [appellant sub 1] en anderen zijn er, anders dan Trajan stelt, in de omgeving van het Leksmondplein niet voldoende parkeerplaatsen aanwezig voor de bezoekers van de kerk. Zij stellen dat er bijvoorbeeld veel minder vrije parkeerplaatsen beschikbaar zijn op het openbare parkeerterrein bij hotel Campanile dan waar Trajan vanuit is gegaan, hetgeen uit de door hen overgelegde tellingen blijkt, en wijzen er op dat Trajan op deze locatie uitsluitend op één zondag (3 juli 2022) een telling heeft verricht. Dit toont niet aan dat er op deze locatie structureel parkeerplaatsen zijn voor kerkbezoekers. [appellant sub 1] en anderen menen verder dat het college ten onrechte geen rekening heeft gehouden met verkeersbesluiten als gevolg waarvan parkeerplaatsen zijn vervallen en ten onrechte geen rekening is gehouden met 10% frictiecapaciteit op het parkeerterrein bij Campanile. Trajan maakt wederom ook gebruik van gegevens van één eerdere telling op zondag (op 30 mei 2021) en miskent dat de coronamaatregelen die op die dag golden invloed hebben op de tellingen, waardoor deze niet representatief zijn. Volgens [appellant sub 1] en anderen is door Trajan verder niet dan wel onvoldoende onderbouwd waarom de zondagmorgen een maatgevend moment zal zijn.
Volgens [appellant sub 1] en anderen is ook de stelling van Trajan dat Replib voldoende vervoersmiddelen zou hebben om in ieder geval inzittenden van 13 auto's naar een andere locatie te pendelen, niet dan wel onvoldoende onderbouwd. [appellant sub 1] en anderen wijzen er op dat zij in hoger beroep hebben aangegeven dat de oplossing van een pendeldienst door Replib door bestuurders van het stadsdeel op advies van verkeerskundigen van de gemeente werd afgewezen. Het instellen van een pendeldienst werd juridisch onhoudbaar gevonden en behoorde niet tot de mogelijkheden en voldoet dus ook niet aan een goede ruimtelijke ordening. [appellant sub 1] en anderen wijzen er verder op dat de overeenkomst van Replib met Planetarium is verlopen en de desbetreffende parkeerplaatsen dus niet bij de capaciteit kunnen worden betrokken.
18.1.  Zoals hiervoor is overwogen onder 11.1 heeft het college mogen uitgaan van een parkeerbehoefte van het bouwplan van 25 parkeerplaatsen (250 zitplaatsen maal 0,1).  Uit hetgeen hiervoor is overwogen onder 12.1 volgt voorts dat de parkeerplaatsen in de blauwe zone meegerekend mogen worden bij de parkeercapaciteit en bij het bepalen van een acceptabele loopafstand wordt uitgegaan van een loopafstand van 100-600 meter. Zoals onder 12.1 overwogen, heeft het college heeft in het kader van de nieuw te nemen besluiten op bezwaar de parkeerplaatsen op de begane grond van de nabijgelegen parkeergarages niet meegerekend bij de parkeercapaciteit. Hetgeen [appellant sub 1] en anderen over de parkeerbehoefte, de blauwe zone, de loopafstand en de beschikbaarheid van parkeerplaatsen in de parkeergarages hebben aangevoerd behoeft dan ook geen bespreking.
18.2.  Tussen partijen is in geschil of het college met het rapport van Trajan van 19 augustus 2022 voldoende heeft gemotiveerd dat kan worden voorzien in de parkeerbehoefte van 25 parkeerplaatsen en de realisering van het kerkgebouw niet zal leiden tot een onaanvaardbare toename van de parkeerdruk. Naar het oordeel van de Afdeling dient die vraag bevestigend beantwoord te worden. Zij overweegt hierover als volgt.
In het rapport van Trajan is geconcludeerd dat kan worden voorzien in de parkeerbehoefte van 25 parkeerplaatsen als gevolg van het bouwplan. Volgens het rapport blijkt uit het parkeeronderzoek dat er binnen 600 m loopafstand van het kerkgebouw een capaciteit van 32 parkeerplaatsen is en rekening houdend met frictieparkeren 27 parkeerplaatsen, te weten 17 vrije plekken in Nellestein (12 inclusief frictieleegstand) en 15 vrije openbare plekken bij hotel Campanile. Trajan heeft er op gewezen dat op vier momenten onderzoek is gedaan en er is gekeken naar data uit eerdere onderzoeken. In het tijdsbestek van één jaar is in Nellestein 8 keer gemeten op verschillende momenten. Op geen van die momenten is een parkeerdruk boven de kritische waarde van 90% geconstateerd. Verder heeft Trajan van belang geacht dat Replib proactief meedenkt met de aanpak van de mobiliteit naar en van de kerk, en al maatregelen heeft genomen om parkeeroverlast te beheersen, onder andere door een eigen pendelbus, en het sluiten van contracten met exploitanten van locaties met parkeercapaciteit zoals Planetarium. Voorts is in aanmerking genomen dat de parkeervraag met twee kerkdiensten op zondag meer gespreid zal zijn waardoor er een lagere piek in aanwezigheid zal zijn en het bezoekersaantal al jaren constant is. Het college heeft naast het rapport van Trajan verder in aanmerking genomen dat moet worden onderzocht of een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling kan worden toegestaan en daarbij in beschouwing moet worden genomen dat op deze locatie ingevolge het bestemmingsplan "Gaasperdam" diverse ruimtelijke ontwikkelingen met de daarbij behorende verkeersaantrekkende werking en parkeerbehoefte mogelijk zijn, waaronder de bouw van een kerk. De situatie zoals deze nu is, waarin het terrein "leeg" staat, kan niet als maatgevend worden beschouwd. De bestaande parkeersituatie evenmin. Een bestaand parkeertekort kan niet aan Replib worden tegengeworpen. De maatregelen die door Replib kunnen worden getroffen zijn door Trajan beoordeeld en besproken, maar vormen volgens het college niet de basis van de conclusie dat in de parkeerbehoefte van de kerk kan worden voorzien. Ook zonder deze maatregelen kan op basis van het onderzoek van Trajan worden geconcludeerd dat in de parkeerbehoefte kan worden voorzien binnen een loopafstand van 600 meter, aldus het college.
Er is geen grond voor het oordeel dat het college zich niet op het rapport van Trajan heeft mogen baseren. Het is niet gebleken dat het onderzoek op te weinig parkeertellingen op niet relevante momenten zou zijn gebaseerd. Dat het rapport mede is gebaseerd op één parkeerdrukmeting bij het parkeerterrein bij Campanile op één dag is daarvoor onvoldoende. Het college heeft toegelicht dat de parkeerdrukmetingen zijn gedaan op een moment dat er geen bijzonderheden waren zoals extreme weersomstandigheden, grote evenementen of vakantieperiodes. Het college heeft voorts toegelicht dat de omvang van het gebied maakt dat een meting op een andere zondag geen wezenlijk ander beeld zal geven omdat door de relatief grote omvang van het gebied eventuele verschillen worden genivelleerd. Er is voorts geen grond voor het oordeel dat het college niet alle lege parkeerplaatsen bij hotel Campanile mee had mogen rekenen bij de capaciteit omdat zij rekening had moeten houden met een frictieleegstand van 10%. Voor zover door [appellant sub 1] en anderen is gewezen op verkeersbesluiten als gevolg waarvan parkeerplaatsen zijn komen te vervallen, wordt overwogen dat het college heeft toegelicht dat deze verkeersbesluiten nog niet waren uitgevoerd ten tijde van belang en de feitelijke gevolgen daarvan dus nog niet beschikbaar waren. Het college heeft zich verder, gelet op de door Replib verstrekte informatie, op het standpunt kunnen stellen dat zondagmorgen het maatgevende moment is. Het door [appellant sub 1] en anderen aangevoerde biedt geen grond voor een ander oordeel.
Voor zover door [appellant sub 1] en anderen is gewezen op een door Replib te regelen pendeldienst en de overeenkomst met het Planetarium die zou zijn verlopen, betreft dit extra door Replib te treffen maatregelen die niet ten grondslag liggen aan de conclusie van het college dat in de parkeerbehoefte kan worden voorzien. Dit behoeft dan ook geen verdere bespreking.
Het betoog slaagt niet.
Ruimtelijke ordening - fiets-parkeren
19.     [appellant sub 1] en anderen betogen dat de besluiten van 8 november 2022 met betrekking tot het aspect fiets-parkeren in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. Volgens hen is het college van een te kleine omvang van de parkeerbehoefte uitgegaan. Verder is het college er niet in geslaagd om aan te tonen dat sprake is van een herontwikkeling, zodat sprake is van nieuwbouw en de voorzieningen voor fiets- en scooter-parkeren op eigen terrein hadden moeten worden gerealiseerd. Voorts is volgens [appellant sub 1] en anderen sprake van lang parkeren gelet op de duur van de kerkdiensten en niet van kort parkeren zodat niet is voldaan aan de voorwaarden om af te wijken van het beleid zoals neergelegd in de Nota parkeernormen Fiets en Scooter. [appellant sub 1] en anderen voeren verder aan dat het college heeft nagelaten zich op de hoogte te stellen van alle voor de beoordeling relevante feiten en omstandigheden.
19.1.  In de Fietsnota zijn in paragraaf 2.2 de volgende beleidsregel en richtlijn opgenomen:
"Beleidsregel 1
Parkeervoorzieningen voor fietsen bij niet-woonfuncties komen altijd op eigen terrein, al dan niet inpandig, tenzij voldaan wordt aan tenminste één van de afwijkingscriteria.
Richtlijn 1 Parkeervoorzieningen voor scooters bij niet-woonfuncties komen altijd op eigen terrein, al dan niet inpandig, tenzij voldaan wordt aan tenminste één van de afwijkingscriteria."
In paragraaf 2.4 van de Fietsnota zijn de volgende beleidsregel en richtlijn opgenomen:
"Beleidsregel 2
Voor het bepalen van de parkeereis voor fietsen bij niet-woonfuncties hanteert de gemeente de toepassingsregels voor parkeernormen. Bij dubbelgebruik stelt de gemeente de parkeereis naar beneden bij, mits de initiatiefnemer dit onderbouwt met een parkeerbalans. Afwijken van de parkeernormen en het ‘eigen terrein’-principe kan, mits voldaan wordt aan de afwijkingscriteria.
Richtlijn 2
Voor het bepalen van de parkeereis voor scooters bij niet-woonfuncties hanteert de gemeente de toepassingsregels voor parkeernormen."
In paragraaf 2.5 van de Fietsnota zijn de voorwaarden voor afwijken opgenomen en is met betrekking tot nieuwbouw het volgende vermeld:
"Bij nieuwbouw mag de initiatiefnemer niet afwijken van de parkeernormen, tenzij de bezoekers voornamelijk kort parkeren (max. 1,5 uur) en de impact van de parkeerbehoefte op de openbare ruimte klein is."
19.2.  Vast staat dat op het eigen terrein niet kan worden voorzien in parkeerplaatsen voor fietsen en scooters en dus van de beleidsregel 1 en richtlijn 1 moet worden afgeweken. Tussen partijen staat thans verder vast dat het bouwplan nieuwbouw als bedoeld in de Fietsnota betreft. Hoewel in richtlijn 2 met betrekking tot scooters niet is opgenomen dat afwijken van de parkeernormen en het ‘eigen terrein’-principe kan, mits voldaan wordt aan de afwijkingscriteria, kan uit paragraaf 2.5 van de Fietsnota, waarin geen onderscheid wordt gemaakt in fietsen en scooters qua mogelijkheid tot afwijken, worden afgeleid dat deze afwijkingsmogelijkheid ook voor scooters geldt.
Uit paragraaf 2.5 van de Fietsnota volgt dat bij nieuwbouw de initiatiefnemer niet mag afwijken van de parkeernormen, tenzij de bezoekers voornamelijk kort parkeren (max. 1,5 uur) en de invloed van de parkeerbehoefte op de openbare ruimte klein is. Anders dan [appellant sub 1] en anderen menen wordt de vraag of sprake is van kort of lang parkeren in de zin van paragraaf 2.5 van de Fietsnota niet beoordeeld aan de hand van de feitelijke situatie, maar aan de hand van het antwoord op de vraag om welke functie in de zin van de Fietsnota het gaat. Nu het hier de functie "kerk" betreft, volgt uit tabel 3.4 in paragraaf 3.2 van de Fietsnota dat de parkeernorm maatwerk betreft en de doelgroep "bezoekers/kort parkeren" is. Het college heeft zich, gelet hierop, op het standpunt kunnen stellen dat het om kort parkeren als bedoeld in de Fietsnota gaat en dus kan worden afgeweken van de parkeernormen als de invloed van de parkeerbehoefte op de openbare ruimte klein is.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college voorts dit standpunt ook voldoende gemotiveerd. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat uit tabel 3.4 van de Fietsnota volgt dat de toepasselijke parkeernorm "maatwerk" is. Het college heeft de parkeerbehoefte berekend op basis van 250 zitplaatsen en heeft daarbij de meest recente CROW fietsparkeerkencijfers uit 2019 gebruikt. Voor zover [appellant sub 1] en anderen aanvoeren dat er waarschijnlijk meer dan 250 bezoekers komen en wijzen op andere activiteiten dan kerkdiensten die in het gebouw plaatsvinden, geldt, wat daar verder van zij, dat het parkeerkencijfer van zitplaatsen uitgaat en niet van bezoekersaantallen. Het college is dan ook terecht van 250 zitplaatsen uitgegaan. Het toepasselijke CROW-fietsparkeerkencijfer is 30 fietsparkeerplaatsen per 100 zitplaatsen, met een bandbreedte van 20 tot 62 fietsparkeerplaatsen per 100 zitplaatsen. Hieruit volgt een bandbreedte van 50-155 parkeerplaatsen voor dit bouwplan. Het college heeft de ondergrens van de bandbreedte van 50-155 parkeerplaatsen aangehouden en zich op het standpunt gesteld dat de parkeerbehoefte 50 parkeerplaatsen omvat, mede gelet op de gegevens van Replib dat maar 3% van haar bezoekers met de fiets zou komen en met 10 parkeerplaatsen al in de parkeerbehoefte zou worden voorzien. Er is geen grond voor het oordeel dat het college niet mocht uitgaan van de ondergrens van de bandbreedte van de CROW-normen en daarbij de te verwachten lage fietsersaantallen geen rol heeft mogen laten spelen.
Het college heeft zich verder op het standpunt kunnen stellen dat de invloed op de openbare ruimte van 50 parkeerplaatsen klein is, gelet op de omgeving rond het terrein die grotendeels verhard en ruim opgezet is. Het college heeft toegelicht dat er voldoende ruimte is om fietsen en scooters te stallen zonder dat de overige functies van de openbare ruimte worden belemmerd of sprake zal zijn van verrommeling van de openbare ruimte. Het door [appellant sub 1] en anderen aangevoerde biedt geen grond voor twijfel aan dit standpunt. Het college heeft in dit kader toegelicht dat rekening kan en zal worden gehouden met de wijze waarop de fietsen en scooters worden gestald. Dat kan in rekken zijn of juist in vakken.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
20.     Het hoger beroep van [appellant sub 1] en anderen is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd. Het beroep van [appellant sub 1] en anderen tegen de besluiten van 8 november 2022 is gegrond. De besluiten van 8 november 2022 komen voor vernietiging wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb in aanmerking, voor zover hierbij geen voorschrift aan de omgevingsvergunning van 20 mei 2019 is verbonden met betrekking tot het maximale bronniveau gedurende de dag- en avondperiode. De Afdeling zal voorts het besluit van 20 mei 2019 herroepen voor zover hieraan geen voorschrift is verbonden met betrekking tot het maximale bronniveau gedurende de dag- en avondperiode.
21.     De Afdeling zal zelf in de zaak voorziend aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbinden dat gedurende de dag- en avondperiode een maximaal bronniveau van 90dB(A) geldt en bij de metingen en berekeningen in dat kader de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (HMRI-II) uit 1999 van toepassing is en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de besluiten van 8 november 2022 voor zover deze zijn vernietigd. De omgevingsvergunning van 20 mei 2019 blijft verder dus in stand wat betekent dat Replib daar gebruik van kan maken. Het college hoeft naar aanleiding van deze uitspraak geen nieuw besluit te nemen. De slotsom is dus dat het bouwplan met de omgevingsvergunning van 20 mei 2019 mag worden uitgevoerd.
22.     Het college moet de proceskosten van [appellant sub 1] en anderen voor de behandeling van de beroepen tegen de besluiten van 8 november 2022 vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       verklaart het beroep van [appellant sub 1] en anderen tegen de besluiten van 8 november 2022 gegrond;
III.      vernietigt de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 8 november 2022, kenmerken JB.22.010478.001 en JB.22.010482.001, voor zover daarbij geen voorschrift aan de omgevingsvergunning van 20 mei 2019 is verbonden met betrekking tot het maximale bronniveau gedurende de dag- en avondperiode;
IV.      herroept het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 20 mei 2019, kenmerk 4119029, voor zover hieraan geen voorschrift is verbonden met betrekking tot het maximale bronniveau gedurende de dag- en avondperiode.
V.       bepaalt dat aan de omgevingsvergunning van 20 mei 2019 het volgende voorschrift wordt verbonden:
"Gedurende de dag- en avondperiode geldt een maximaal bronniveau van 90dB(A). Bij de metingen en berekeningen in dit kader is de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (HMRI-II) uit 1999 van toepassing.";
VI.      bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de besluiten van 8 november 2022 voor zover deze besluiten zijn vernietigd;
VII.     veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tot vergoeding van bij [appellant sub 1] en anderen en BVN-Bewonersvereniging Nellestein en anderen in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1780,19, waarvan € 1750,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzitter, en mr. J.M.L. Niederer en mr. M. Soffers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.
w.g. Uylenburg
voorzitter
w.g. Kos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 april 2024
580