ECLI:NL:RVS:2024:1379

Raad van State

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
202303104/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure over spoedeisende bestuursdwang wegens verkeerd aangeboden huishoudelijk afval

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Tilburg op 28 juli 2022 besloten tot spoedeisende bestuursdwang wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening gemeente Tilburg 2019 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen. Dit besluit volgde op de constatering dat op 27 juli 2022 een huisvuilzak was aangetroffen naast een afvalbak in Tilburg, waarin een doos met de naam en het adres van de appellant was aangetroffen. De appellant betwistte de overtreding, stellende dat hij beschikte over een eigen container en dat hij geen reden had om afval achter te laten op de betreffende locatie. Hij voerde aan dat er overlast was van personen zonder woon- of verblijfplaats die afval uit containers haalden.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op zitting behandeld op 5 maart 2024. De appellant, vertegenwoordigd door een gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.H. Verhees, waren aanwezig. De appellant stelde dat de huisvuilzak niet alleen naar hem te herleiden was, omdat er ook poststukken van derden in waren aangetroffen. De Afdeling oordeelde dat het college ten onrechte de appellant als overtreder had aangemerkt, omdat het bewijsvermoeden niet kon worden gehanteerd. De huisvuilzak bevatte adresdragers van drie verschillende personen, waardoor het college niet kon concluderen dat de appellant de overtreder was.

De Afdeling verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van 11 november 2022 en herroepte het besluit van 28 juli 2022. De uitspraak bepaalt dat de appellant de kosten van de toepassing van spoedeisende bestuursdwang niet hoeft te betalen en dat het college het griffierecht van € 50,00 aan de appellant dient te vergoeden.

Uitspraak

202303104/1/R4.
Datum uitspraak: 3 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Rucphen,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 juli 2022 heeft het college zijn beslissing om op 27 juli 2022 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening gemeente Tilburg 2019 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld.
Bij besluit van 11 november 2022 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. [appellant] heeft een nader stuk ingediend. De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 5 maart 2024, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. M.H. Verhees, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak die op 27 juli 2022 in Tilburg is aangetroffen naast een afvalbak aan de [locatie 3] ter hoogte van [locatie 1]. Het college is ervan uitgegaan dat [appellant] de huisvuilzak verkeerd heeft aangeboden, omdat daarin een doos is aangetroffen met daarop zijn naam en toenmalige adres.
2.       [appellant] betoogt dat hij geen overtreding heeft begaan. Hij wijst er op dat hij beschikte over een eigen container, zodat er geen reden was om afval achter te laten in de [locatie 3] waar hij zelden kwam. Verder heeft [appellant] van andere bewoners uit de [locatie 2] waar hij destijds woonde vernomen dat er overlast is van personen zonder woon- of verblijfplaats die zakken uit containers in de wijk halen en deze vervolgens meenemen.
Nu in de aangetroffen huisvuilzak bovendien poststukken van derden zijn aangetroffen, is de huisvuilzak volgens [appellant] niet alleen naar hem te herleiden. Omdat meerdere poststukken van verschillende personen in de huisvuilzak zijn aangetroffen, is daarom niet één bepaalde persoon aan te merken als overtreder. [appellant] wijst er verder op dat in de huisvuilzak verder geen voorwerpen zijn gevonden die naar hem te herleiden zijn. In de huisvuilzak is een coronatest aangetroffen, maar naar zijn weten heeft [appellant] destijds geen coronatest afgenomen.
2.1.    Indien verkeerd aangeboden huishoudelijk afval tot een bepaalde persoon is te herleiden, bijvoorbeeld door middel van een daarin aangetroffen poststuk, mag er volgens vaste rechtspraak van de Afdeling van worden uitgegaan dat dit afval door de betrokkene op onjuiste wijze ter inzameling is aangeboden en dat hij derhalve de overtreder is (hierna: het bewijsvermoeden).
2.2.    In de huisvuilzak zijn naast de doos met daarop de naam en het toenmalige adres van [appellant] een bon van de New York Pizza met daarop de naam en adresgegevens van een andere persoon en een brief met daarop de naam en adresgegevens van nog een andere persoon aangetroffen. Nu vaststaat dat in de verkeerd aangeboden huisvuilzak adresdragers zijn aangetroffen van drie verschillende personen, is de huisvuilzak niet tot één van deze personen herleidbaar. Reeds hierom heeft het college [appellant] ten onrechte als overtreder aangemerkt. Het college heeft niet onderkend dat het bewijsvermoeden niet kon worden gehanteerd. Nu het college [appellant] ten onrechte als overtreder heeft aangemerkt, heeft het college bij het besluit van 11 november 2022 het besluit van 28 juli 2022 ten onrechte niet herroepen.
Het betoog slaagt.
3.       Het beroep is gegrond. Het besluit van 11 november 2022 dient te worden vernietigd. De Afdeling zal zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit van 28 juli 2022 te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Dat betekent concreet dat [appellant] de kosten van de toepassing van spoedeisende bestuursdwang niet hoeft te betalen.
4.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep gegrond;
II.       vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg van 11 november 2022, kenmerk 1891330/BROBA02;
III.      herroept het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg van 28 juli 2022, kenmerk VISDOD1/1887732;
IV.     bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V.      gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Tilburg aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 50,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Melenhorst, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Melenhorst
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 april 2024