ECLI:NL:RVS:2024:1348

Raad van State

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
202401974/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening voor vreemdeling in opvang als minderjarige na wijziging status door COA

In deze zaak heeft de vreemdeling, die eerder als alleenstaande minderjarige vreemdeling werd opgevangen door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), een verzoek ingediend bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het COA heeft de vreemdeling aangezegd dat hij vanaf 25 maart 2024 niet langer als minderjarige zal worden opgevangen, maar als meerderjarige. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 28 maart 2024 de zaak ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de noodzakelijke stukken voor de beoordeling van het hoger beroep nog niet zijn ontvangen. Gezien de eerdere ordemaatregel van de rechtbank op 22 maart 2024, die het COA verplichtte om de vreemdeling als minderjarige op te vangen, heeft de voorzieningenrechter besloten om bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat het COA de vreemdeling in de opvangvoorziening voor minderjarigen moet plaatsen totdat de stukken zijn ontvangen en er een definitieve beslissing kan worden genomen.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter het COA veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn ontstaan in verband met de behandeling van het verzoek. De totale kosten zijn vastgesteld op € 875,00, welke geheel toe te rekenen zijn aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda, in tegenwoordigheid van mr. A.K. de Keizer, griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 maart 2024.

Uitspraak

202401974/2/V1.
Datum uitspraak: 29 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 28 maart 2024 in zaak nr. 24/4914 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: het COa).
Procesverloop
Het COa heeft de vreemdeling aangezegd dat zij hem vanaf 25 maart 2024 niet langer als alleenstaande minderjarige vreemdeling zal opvangen, maar als meerderjarige.
Bij mondelinge uitspraak van 28 maart 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat het COa hem plaatst in de opvangvoorziening voor minderjarigen. Omdat de voor de beoordeling van het hoger beroep noodzakelijke stukken nog niet zijn ontvangen en gegeven dat de rechtbank op 22 maart 2024 aanleiding heeft gezien een ordemaatregel te treffen dat het COa aan de vreemdeling opvang verleent als minderjarige, treft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening. Nadat de stukken zijn ontvangen, zal de voorzieningenrechter op het resterende deel van het verzoek beslissen.
2.       Het COa moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        treft bij wijze van ordemaatregel de voorlopige voorziening dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers de vreemdeling in de opvangvoorziening voor minderjarigen plaatst;
II.       veroordeelt het Centraal Orgaan opvang asielzoekers tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.K. de Keizer, griffier.
w.g. Van Breda
voorzieningenrechter
w.g. De Keizer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2024
716-977