ECLI:NL:RVS:2024:1345
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing aanvraag document rechtmatig verblijf
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 26 januari 2022 de aanvraag afgewezen. Hiertegen heeft de vreemdeling bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 2 mei 2022 ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, heeft op 20 januari 2023 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing eveneens ongegrond verklaard. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door mr. S. Karkache, advocaat te Rotterdam.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 2 april 2024 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden, waardoor verdere motivering niet nodig is.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 april 2024.