202400428/2/A3.
Datum uitspraak: 21 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) van:
1. Vereniging Veiligheidsdomein Nederland (voorheen: VBe NL), gevestigd te Maastricht, en Alternatief voor Vakbond, gevestigd te Leidschendam (hierna tezamen in enkelvoud: VVNL),
2. FNV en CNV Vakmensen, beiden gevestigd te Utrecht, en De Nederlandse Veiligheidsbranche, gevestigd te Gorinchem (hierna tezamen in enkelvoud: FNV),
verzoekers,
hangende de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 8 december 2023 in zaak nr. 22/2823 in het geding tussen:
FNV
en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Openbare zitting gehouden op 21 maart 2024 om 10:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. E.J. Daalder, voorzieningenrechter
Griffier: mr. L.E.E. Konings
Verschenen:
VVNL, vertegenwoordigd door mr. J.P.C. Obbink, advocaat te Utrecht, [gemachtigde A], [gemachtigde B], [gemachtigde C], [gemachtigde D], FNV, vertegenwoordigd door mr. M.H.D. Vergouwen en mr. C. de Blaeij, beiden advocaat te Amsterdam, [gemachtigde E], [gemachtigde F], en [gemachtigde G];
de minister, vertegenwoordigd door mr. A.S.M.J. Bol, mr. A.D. Brouwers, en mr. R.J. Vixseboxse.
Bij het besluit op bezwaar van 5 oktober 2022 heeft de minister aan VVNL alsnog dispensatie verleend van het besluit tot algemeen verbindend verklaring van de cao Particuliere Beveiliging 2021-2023 en de cao Sociaal Fonds Particuliere Beveiliging 2021-2026.
Bij de uitspraak van 8 december 2023 heeft de rechtbank het beroep van FNV gegrond verklaard, het besluit van de minister van 5 oktober 2022 vernietigd, en bepaald dat de minister binnen acht weken een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen.
VVNL, FNV en de minister hebben hiertegen hoger beroepen ingesteld. VVNL heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 2 februari 2024 heeft de minister, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, een nieuw besluit op bezwaar genomen. Bij dit besluit heeft de minister aan VVNL een gedeeltelijke dispensatie verleend. Voor dit besluit hebben VVNL en FNV de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter:
I. wijst de verzoeken van Vereniging Veiligheidsdomein Nederland en Alternatief voor Vakbond toe;
II. schorst bij wijze van voorlopige voorziening:
a. de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 8 december 2023 in zaak nr. 22/2823, en
b. het besluit van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 februari 2024, kenmerk WBJA/SVIA/3.2021.0897.001 en WBJA/SVIA/3.2021.0898.001;
III. wijst het verzoek van FNV, CNV Vakmensen en De Nederlandse Veiligheidsbranche af;
IV. veroordeelt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot vergoeding van bij Vereniging Veiligheidsdomein Nederland en Alternatief voor Vakbond in verband met de behandeling van de verzoeken opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.750,- geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling aan één van hen de minister aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
V. gelast dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan Vereniging Veiligheidsdomein Nederland en Alternatief voor Vakbond het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 559,- vergoedt, met dien verstande dat bij betaling aan één van hen de minister aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Gronden:
• De minister verzet zich niet tegen de door VVNL gevraagde voorzieningen.
• Ter zitting heeft de voorzieningenrechter medegedeeld dat zaak nr. 202105269/1/A3, die gaat over dispensatie van VBe NL van de voorgaande algemeen verbindend verklaarde cao Particuliere Beveiliging 2019-2021, op 6 juni 2024 op zitting kan worden behandeld. De Afdeling is voornemens de bodemprocedure in de voorliggende zaak, nr. 202400428/1/A3, op dezelfde zitting te behandelen.
• Ter zitting is vervolgens besproken dat bij VVNL en FNV onduidelijkheid bestaat over de gedeeltelijke dispensatie die de minister bij het nadere besluit van 2 februari 2024 heeft verleend. Afgesproken is dat FNV uiterlijk op 28 maart 2024 een lijst aan de minister overlegt - met afschrift aan VVNL - met daarop de leden van VBe NL die volgens FNV onder de gedeeltelijke dispensatie vallen. De minister zal vervolgens uiterlijk op 4 april 2024 zijn nadere besluit verduidelijken, toelichten welke leden volgens hem onder het dispensatiebesluit van 2 februari 2024 vallen en partijen daarover informeren.
• Onder de voorwaarden van behandeling van de zaak op zitting op 6 juni 2024 en toegezegde verduidelijking van het besluit van 2 februari 2024, verzet ook FNV zich niet tegen een beslissing van de voorzieningenrechter om de aangevallen uitspraak te schorsen totdat in de bodemprocedure is beslist. De voorzieningenrechter zal daarom deze voorziening treffen. Het besluit van 2 februari 2024 tot gedeeltelijke dispensatie geeft gevolg aan de geschorste uitspraak van de rechtbank. Aan die gedeeltelijke dispensatie komt hangende de hoger beroepen geen betekenis meer toe. Om onduidelijkheden te voorkomen zal de voorzieningenrechter ook dat besluit schorsen totdat in de bodemprocedure is beslist.
w.g. Daalder
voorzieningenrechter
w.g. Konings
griffier
612