ECLI:NL:RVS:2024:1305
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 28 maart 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 18 augustus 2021 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, verklaarde op 12 juli 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. T. Volckmann, hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, waardoor verdere motivering niet nodig was.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 28 maart 2024, en de beslissing werd vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.