ECLI:NL:RVS:2024:126

Raad van State

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
202302107/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en kostenverhaal bij onjuist aanbieden van huishoudelijk afval

Op 17 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen [appellant], wonend te Rijswijk, en het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk. De zaak betreft de toepassing van spoedeisende bestuursdwang door het college, die op 1 maart 2023 is uitgevoerd wegens het in strijd met de 'Afvalstoffenverordening voor de gemeente Rijswijk 2011' aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen. Het college heeft de kosten van deze bestuursdwang, ter hoogte van € 159,05, voor rekening van [appellant] gesteld.

[Appellant] betwist niet dat hij de huisvuilzak naast de container heeft geplaatst, maar stelt dat hij dit deed omdat de container vol was en hij melding had gemaakt van het probleem bij Avalex. Hij heeft verklaard dat hij op 27 februari 2023 de huisvuilzak in de container wilde deponeren, maar dat dit niet mogelijk was. Op 1 maart 2023 heeft hij opnieuw contact opgenomen met Avalex, maar volgens hem werd hem verzekerd dat het probleem die dag zou worden opgelost. Uiteindelijk heeft hij de huisvuilzak naast de container geplaatst, in de veronderstelling dat hij alles had gedaan om zijn afval op de juiste wijze aan te bieden.

De Afdeling heeft overwogen dat, hoewel [appellant] de storing aan de container meerdere keren heeft gemeld, dit hem niet ontsloeg van zijn verplichting om zijn huisvuil op de juiste wijze aan te bieden. Het college heeft terecht gesteld dat [appellant] zijn afval naar het afvalbrengstation had moeten brengen of weer mee naar huis had moeten nemen. De Afdeling oordeelt dat [appellant] geen omstandigheden heeft aangevoerd die rechtvaardigen dat de kosten voor het verwijderen van de huisvuilzak niet voor zijn rekening zouden moeten komen. Het beroep van [appellant] is ongegrond verklaard, en het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202302107/1/R4.
Datum uitspraak: 17 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Rijswijk,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk,
verweerder,
Procesverloop
Bij besluit van 3 maart 2023 heeft het college zijn beslissing om op
1 maart 2023 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de "Afvalstoffenverordening voor de gemeente Rijswijk 2011" aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang, te weten € 159,05, voor rekening van [appellant] komen.
Bij besluit van 31 maart 2023 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 19 december 2023, waar [appellant] is verschenen. Het college, vertegenwoordigd door P. Sahin, heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.
Overwegingen
1.       De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak die op 1 maart 2023 is aangetroffen naast de ondergrondse containers aan de Treubstraat in Rijswijk. Het college is ervan uitgegaan dat [appellant] de huisvuilzak verkeerd heeft aangeboden, omdat zijn naam en adresgegevens op een in de huisvuilzak aangetroffen factuur staan.
2.       [appellant] betwist niet dat hij de huisvuilzak naast de container heeft geplaatst. [appellant] heeft toegelicht dat hij op 27 februari 2023 de huisvuilzak in de container wilde deponeren. Omdat de container op dat moment vol was, heeft hij de huisvuilzak weer mee naar huis genomen en bij Avalex melding gemaakt van de niet werkende container. Op 1 maart 2023 heeft [appellant] Avalex zowel gemaild als gebeld met de mededeling dat het probleem nog niet was verholpen. De medewerker van Avalex heeft volgens [appellant] aangegeven dat het probleem die dag zou worden opgelost. [appellant] heeft vervolgens de huisvuilzak naast de container geplaatst. Hij stelt dat hij er alles aan heeft gedaan om zijn huisvuil op de juiste wijze aan te bieden.
2.1.    In artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder geschiedt, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
2.2.    Doordat [appellant] zijn huisvuilzak verkeerd heeft aangeboden, heeft het college kosten moeten maken. In beginsel behoren die kosten voor rekening van de overtreder te komen.
Hoezeer het ook wordt gewaardeerd dat [appellant] de storing aan de container meerdere keren heeft gemeld bij Avalex, ontsloeg de omstandigheid dat de container niet functioneerde en dat [appellant] al meerdere malen naar de container was gegaan hem niet van zijn verplichting om zijn huisvuil op de juiste wijze aan te bieden. Het college heeft in dit verband naar het oordeel van de Afdeling terecht aangegeven dat [appellant] zijn afval naar het afvalbrengstation had moeten brengen of weer mee naar huis had moeten nemen. Overigens is op de zitting komen vast te staan dat de medewerker van Avalex die [appellant] telefonisch heeft gesproken niet heeft aangegeven dat [appellant] de huisvuilzak naast de container mocht plaatsen.
Gelet op het voorgaande heeft [appellant] geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de daadwerkelijk door het college gemaakte kosten voor het verwijderen van de huisvuilzak redelijkerwijze niet of niet geheel voor zijn rekening behoren te komen.
Het betoog faalt.
3.       Het beroep is ongegrond.
4.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Melenhorst, griffier.
w.g. Venema
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Melenhorst
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2024
490