ECLI:NL:RVS:2024:120

Raad van State

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
202302574/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen wijzigingsplan voor agrarische bestemming naar woonbestemming in Maasdriel

Op 17 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin appellanten, wonend in Hurwenen, beroep hebben ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel. Dit besluit, genomen op 28 februari 2023, betrof de vaststelling van het wijzigingsplan "Buitengebied wijziging 2022, [locatie 1]". Het wijzigingsplan voorziet in de omzetting van een deel van de agrarische bestemming van het perceel in Hurwenen naar een woonbestemming, met als doel het mogelijk maken van een burgerwoning met bijgebouwen. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen deze wijziging, met name met betrekking tot de afstand tussen hun woonpercelen en de agrarische gronden, waar gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt.

De Afdeling heeft vastgesteld dat het wijzigingsplan voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden zoals opgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2016". De appellanten hebben geen bezwaren ingebracht tegen de woonbestemming zelf, maar hebben wel aangedrongen op het aanbrengen van een drift afschermende haag en het handhaven van een afstand van 50 meter tussen hun percelen en de agrarische gronden. De Afdeling oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders niet verplicht is om aan deze eisen te voldoen, aangezien de wijzigingsbevoegdheid niet de mogelijkheid biedt om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te beperken.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep ongegrond verklaard en bepaald dat het college geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een goede ruimtelijke ordening en de afweging van belangen bij het vaststellen van wijzigingsplannen.

Uitspraak

202302574/1/R4.
Datum uitspraak: 17 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A], [appellant B] en [appellant C] (hierna: [appellant en anderen]), allen wonend te Hurwenen, gemeente Maasdriel,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 februari 2023 heeft het college het wijzigingsplan "Buitengebied wijziging 2022, [locatie 1]" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant en anderen] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
F. van der Heijden heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 15 december 2023, waar [appellanten] en het college, vertegenwoordigd door D. de Rouw en T. Sayilgan, zijn verschenen. Verder zijn op de zitting [partij A], [partij B] en [Partij C] als partij gehoord.
Overwegingen
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een wijzigingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het wijzigingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 23 december 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure de Wet ruimtelijke ordening, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
2.       Het wijzigingsplan voorziet in een omzetting van een deel van de agrarische bestemming van het perceel [locatie 1] in Hurwenen in de woonbestemming om hiermee een burgerwoning met bijgebouwen mogelijk te maken. Het college heeft gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2016", zoals herzien met het op 13 oktober 2022 vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2022, Reparatieplan" (hierna samen: het bestemmingsplan). [appellant en anderen] gaat het om het opnieuw aanbrengen van een drift afschermende haag tussen de agrarische gronden en hun woonpercelen aan de Marshallweg.
2.1.    Het perceel [locatie 1] had in zijn geheel het kadastraal nummer [locatie 2] met de bestemming "Agrarisch met waarden" en is in 2022 gesplitst in twee percelen met de nummers [locatie 3] en [locatie 4]. Van der Heijden is eigenaar van perceel [locatie 3] en initiatiefnemer van de met het wijzigingsplan voorziene ontwikkeling. Een deel van het perceel [locatie 3] is met het wijzigingsplan bestemd als "Wonen", het resterende deel heeft de bestemming "Agrarisch met waarden" behouden. De aanduiding "bouwvlak" die op het gehele perceel [locatie 2] lag, is met het wijzigingsplan vervallen. De bestemming "Agrarisch met waarden" op perceel [locatie 4] is met het wijzigingsplan ongewijzigd gebleven. [partij C] teelt op dat perceel pioenrozen. Het perceel grenst aan de achtertuinen van [appellant en anderen]. Ten zuidwesten van dat perceel bevindt zich op ongeveer 50 m van de percelen van [appellant en anderen] een fruitboomgaard.
3.       Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan mag de planologische aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarover de wijzigingsbevoegdheid gaat in beginsel als een gegeven worden beschouwd als is voldaan aan de in het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat is voldaan aan de wijzigingsvoorwaarden die in een bestemmingsplan zijn opgenomen, doet niets af aan de plicht van het college om in de besluitvorming over de vaststelling van een wijzigingsplan ook na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming gerechtvaardigd is.
4.       Artikel 4.7.5 van de regels van het bestemmingsplan luidt:
"Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming "Agrarisch met waarden" te wijzigen in de bestemming "Wonen", onder de voorwaarden dat:
a. het gaat om gronden die ofwel onderdeel zijn van het bouwvlak ofwel zijn aangeduid met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - wonen";
b. omliggende bedrijven niet worden belemmerd;
c. de agrarische bedrijfsactiviteiten blijvend worden gestaakt;
d. de voormalig agrarische bedrijfsgebouwen worden gesloopt, met dien verstande dat 60% van de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen mag worden teruggebouwd in de vorm van bijbehorende bouwwerken bij de woning tot een maximale oppervlakte van 200 m²;
e. voor de overige bouw- en gebruiksregels wordt aangesloten bij de regels, zoals die van toepassing zijn op de bestemming "Wonen";
f. het aantal woningen niet toeneemt;
g. overige niet tot de woonfunctie behorende gronden worden bestemd als "Agrarisch" zonder bouwvlak;
h. er rekening wordt gehouden met de kernkwaliteiten van de gebieden ter plaatse van de aanduiding "overige zone - groene ontwikkelingszone"."
5.       [appellant en anderen] betogen dat tussen hun woonpercelen en de agrarische percelen, zoals perceel [locatie 4], waar met gewasbeschermingsmiddelen wordt gewerkt, een afstand van 50 m moet worden aangehouden. Ook moet er weer een drift afschermende haag komen.
6.       Met het wijzigingsplan is een deel van de agrarische bestemming omgezet in een woonbestemming. Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zal op de gronden met de woonbestemming niet of niet langer plaatsvinden. [appellant en anderen] hebben geen bezwaren ingebracht tegen de woonbestemming. Niet in geschil is dat het wijzigingsplan voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden in artikel 4.7.5 van de regels van het bestemmingsplan. De agrarische bestemming is met het wijzigingsplan, afgezien van het verwijderen van het bouwvlak voor het gehele voormalige perceel, verder niet gewijzigd ten opzichte van wat in het bestemmingsplan is bepaald. In zoverre blijft ingevolge artikel 2 van de regels van het wijzigingsplan de regeling uit het bestemmingsplan van toepassing. De wijzigingsbevoegdheid die het college heeft toegepast, biedt niet de mogelijkheid het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te beperken. Met wat [appellant en anderen] tegen het wijzigingsplan hebben aangevoerd, kunnen zij dus niet bereiken wat zij wensen, namelijk het niet langer gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen op korte afstand van hun percelen dan wel het tussen de percelen aanbrengen van een haag tegen mogelijke drift van die middelen. Voor zover zij van mening zijn dat uit het bestemmingsplan volgt dat op de agrarische gronden geen gewassen mogen worden verbouwd en dit toch gebeurt, kunnen zij het college om handhaving vragen.
Het betoog slaagt niet.
7.       Het beroep is ongegrond.
8.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bechinka
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2024
371