ECLI:NL:RVS:2024:1152

Raad van State

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
202103425/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot handhaving tegen COVRA en transparantie van tarieven voor radioactief afvalbeheer

Op 20 maart 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellante en de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS). De zaak betreft de weigering van de ANVS om handhavend op te treden tegen de Centrale Organisatie voor Opslag en Verwerking van Radioactief Afval N.V. (COVRA) naar aanleiding van een verzoek van de appellante. De appellante betoogde dat COVRA niet transparant is over de wijze waarop zij haar tarieven vaststelt, wat volgens haar in strijd is met de vereisten van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming. De ANVS had het bezwaar van de appellante ongegrond verklaard, maar de Afdeling oordeelde dat de ANVS dit besluit niet deugdelijk had gemotiveerd. De Afdeling stelde vast dat de norm van transparantie, objectiviteit en non-discriminatie ook zonder beleidsregels geldt en dat de ANVS ten onrechte had gesteld dat er geen overtreding kon worden vastgesteld zonder deze regels. De uitspraak leidde tot de vernietiging van het besluit van de ANVS van 15 april 2021, en de ANVS moet nu opnieuw beslissen op het bezwaar van de appellante, rekening houdend met de uitspraak van de Afdeling. De ANVS hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202103425/1/R4.
Datum uitspraak: 20 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
appellante,
en
Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (hierna: de ANVS),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 januari 2021 heeft de ANVS geweigerd handhavend op te treden tegen de Centrale Organisatie voor Opslag en Verwerking van Radioactief Afval N.V. (hierna: COVRA).
Bij besluit van 15 april 2021 heeft de ANVS het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De ANVS heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] en de ANVS hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 12 februari 2024, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de ANVS, vertegenwoordigd door mr. E. Koornwinder, advocaat te Den Haag, J. van Meggelen en B.J.M. Verras, zijn verschenen. Voorts is COVRA, vertegenwoordigd door mr. drs. A.W.C. Fenijn, advocaat te Vlissingen, als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       COVRA is aangewezen als verwerker van radioactief afval als bedoeld in artikel 10.6, zevende lid, van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming. Op grond van artikel 10.10 van dat besluit moet COVRA de tarieven die zij in rekening brengt voor het in werking houden van een installatie en voor het beheer van radioactieve afvalstoffen, vaststellen op een transparante, objectieve en niet-discriminerende wijze. [appellante] meent dat COVRA niet aan die vereisten voldoet, en heeft om die reden een verzoek gedaan bij de ANVS om handhavend op te treden tegen COVRA. De ANVS heeft dat verzoek afgewezen.
2.       De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Gronden van het beroep
3.       [appellante] betoogt dat de ANVS haar verzoek om handhavend op te treden ten onrechte heeft afgewezen. Zij wijst erop dat COVRA geen openheid heeft gegeven over de wijze waarop zij haar tarieven vaststelt aan het algemeen publiek en, blijkens het besluit van 15 april 2021, ook slechts in zeer beperkte mate openheid heeft gegeven aan de ANVS zelf. Dat betekent volgens [appellante] dat COVRA haar tarieven in elk geval niet op transparante wijze heeft vastgesteld, en dat daardoor ook niet kan worden beoordeeld of die tarieven wel op objectieve en niet-discriminerende wijze zijn vastgesteld.
3.1.    In het besluit van 15 april 2021 heeft de ANVS het verzoek van [appellante] afgewezen, omdat de ANVS meent dat COVRA artikel 10.10 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming niet heeft overtreden, althans dat een dergelijke overtreding niet kan worden vastgesteld. De ANVS stelt dat COVRA haar desgevraagd enige informatie heeft verstrekt over de wijze waarop zij de tarieven vaststelt. Of deze informatie voldoende is in het licht van artikel 10.10 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming kan de ANVS nog niet vaststellen. Volgens de ANVS moeten de criteria "transparant", "objectief" en "niet-discriminerend" uit een oogpunt van rechtszekerheid eerst worden uitgewerkt in beleidsregels. Die beleidsregels zijn nog in ontwikkeling.
3.2.    De Afdeling is van oordeel dat het besluit van 15 april 2021 niet berust op een deugdelijke motivering. Artikel 10.10 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming stelt een norm waar COVRA zich aan moet houden. Die norm geldt ook als er geen beleidsregels zijn. De ANVS heeft zich daarom ten onrechte op het standpunt gesteld dat geen overtreding kan worden vastgesteld zolang artikel 10.10 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming niet is uitgewerkt in beleidsregels. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de norm in dat artikel niet zo open is geformuleerd, dat alleen al daarom niet handhavend kan worden opgetreden.
Het betoog slaagt.
Prejudiciële vragen
4.       [appellante] heeft de Afdeling verzocht om een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie over artikel 10.10 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming en de verhouding tot richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad van 19 juli 2011 tot vaststelling van een communautair kader voor een verantwoord en veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval. Uit het voorgaande volgt dat beantwoording van de door [appellante] opgeworpen vraag niet nodig is voor de beslissing van de Afdeling in deze zaak. Gelet op de arresten van het Hof van Justitie van 6 oktober 1982, Cilfit, ECLI:EU:C:1982:335, punt 10, en van 6 oktober 2021, Consorzio Italian Management, ECLI:EU:C:2021:799, punt 34, bestaat dan ook geen aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen.
Conclusie
5.       Het beroep is gegrond. Het besluit van 15 april 2021 moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Dat betekent dat de ANVS opnieuw zal moeten beslissen op het bezwaar van [appellante] tegen het besluit van 21 januari 2021 met in achtneming van deze uitspraak, maar naar de stand van zaken ten tijde van het nieuw te nemen besluit. Indien ten tijde van het nieuw te nemen besluit beleidsregels zijn vastgesteld, dienen deze bij het nieuw te nemen besluit te worden betrokken.
6.       De ANVS hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep gegrond;
II.       vernietigt het besluit van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming van 15 april 2021 met kenmerk ANVS-2021/3477;
III.      gelast dat de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 360,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. G.O. van Veldhuizen en mr. N.H. van den Biggelaar, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, griffier.
w.g. Polak
voorzitter
w.g. Van Roessel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2024
457-860
Bijlage
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 7:12
1 De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. […]
Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming
Artikel 10.10
De vergunninghouder die op grond van artikel 10.6, zevende lid, door de Autoriteit is aangewezen, stelt de kosten, die hij in rekening brengt voor het in werking houden van een installatie en voor het beheer van radioactieve afvalstoffen, vast op een transparante, objectieve en niet-discriminerende wijze. Tot de kosten behoren ook de kosten die de vergunninghouder maakt voor onderzoek en ontwikkeling voor het beheer van radioactieve afvalstoffen, zoals dit in het nationaal programma, bedoeld in artikel 10.1, is opgenomen.