ECLI:NL:RVS:2024:1140

Raad van State

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
202206492/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bestemmingsplan aanvraag voor industriële bestemming in Landsmeer

Op 20 maart 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen [appellante], gevestigd te Landsmeer, en de raad van de gemeente Landsmeer. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om een bestemmingsplan vast te stellen voor percelen naast [locatie] in Landsmeer. De aanvraag, ingediend op 11 juni 2021, had als doel de bestemming van de percelen, kadastraal bekend als N-1125, N-1126 en N-1082, te wijzigen naar 'Industrie'. Deze wijziging was noodzakelijk voor [appellante] om in aanmerking te komen voor een landelijke industriële saneringssubsidie van de Stichting Bodembeheer Nederland.

Het college van burgemeester en wethouders van Landsmeer heeft de aanvraag op 6 januari 2022 buiten behandeling gelaten, waarna de raad op 29 september 2022 het bezwaar van [appellante] tegen deze beslissing heeft afgewezen. [appellante] heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 12 januari 2024 zijn [appellante] en de raad vertegenwoordigd door respectievelijk P.R. Ruijs en E. Bout, alsook mr. M. Berenschot, verschenen.

De Afdeling heeft overwogen dat de huidige bestemming 'Natuur-Agrarisch medegebruik' onjuist is, maar dat de provinciale verordening zich verzet tegen het toestaan van bedrijvigheid op de locatie. De percelen liggen in een gebied dat door de provincie Noord-Holland is aangewezen als 'Bijzonder provinciaal landschap', waarbinnen alleen ruimtelijke ontwikkelingen zijn toegestaan die de kernkwaliteiten van het gebied niet aantasten. De Afdeling concludeert dat de raad terecht de aanvraag om een bestemmingsplan heeft afgewezen, omdat de gewenste bestemming in strijd is met de provinciale verordening. Het beroep van [appellante] is ongegrond verklaard, en de raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202206492/1/R1.
Datum uitspraak: 20 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te Landsmeer,
appellante,
en
de raad van de gemeente Landsmeer,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 januari 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van Landsmeer de aanvraag van [appellante] om een bestemmingsplan vast te stellen voor de percelen naast [locatie] in Landsmeer buiten behandeling gelaten.
Bij het besluit van 29 september 2022 heeft de raad, beslissend op het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar, de aanvraag om een bestemmingsplan vast te stellen afgewezen.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 januari 2024, waar [appellante], vertegenwoordigd door P.R. Ruijs, en de raad, vertegenwoordigd door E. Bout en mr. M. Berenschot, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van het beroep tegen het besluit van 29 september 2022 is het recht zoals dat gold ten tijde van het nemen van dat besluit bepalend.
Inleiding
2.       Op 11 juni 2021 deed [appellante] een aanvraag om de bestemming van de percelen, kadastraal bekend als N-1125, N-1126 en N-1082, naast de [locatie] in Landsmeer, te wijzigen naar de bestemming "Industrie". De aanvraag houdt verband met een landelijke industriële saneringssubsidie van de Stichting Bodembeheer Nederland waarvoor [appellante] in aanmerking wenst te komen.
3.       Ter plaatse geldt het bestemmingsplan "Landelijk Gebied 2009". De percelen hebben de bestemming "Natuur-Agrarisch medegebruik" en zijn onder meer bestemd voor natuurgebied in de vorm van open en waterrijk veenweidelandschap met de daarbij behorende flora en fauna.
Toetsingskader
4.       Bij het besluit over de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsruimte en moet hij de betrokken belangen afwegen. De Afdeling maakt die belangenafweging niet zelf, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit om het bestemmingsplan niet vast te stellen in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
Provinciale verordening
5.       [appellante] betoogt dat de huidige bestemming "Natuur-Agrarisch medegebruik" onjuist is. De percelen zijn tot 1997 voor industrie gebruikt en vanwege bodemverontreiniging geldt een verbod voor het houden van vee of het telen van gewassen. [appellante] wil woningen realiseren op de locatie en om voor een saneringssubsidie in aanmerking te komen moet sprake zijn van een industriële bestemming. [appellante] heeft daarom een zwaarwegend belang bij de bestemmingswijziging.
5.1.    De raad heeft de aanvraag om een bestemmingsplan vast te stellen afgewezen omdat de provinciale verordening zich verzet tegen het toestaan van bedrijvigheid op de locatie.
5.2.    Op grond van artikel 4.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. De percelen waarop de aanvraag betrekking heeft liggen in het gebied Oostzaner en Ilperveld. Dit gebied is door de provincie Noord-Holland aangewezen als "Bijzonder provinciaal landschap". Op grond van artikel 6:46, tweede lid, van de Omgevingsverordening NH2020 bevat een ruimtelijk plan ter plaatse van het werkingsgebied "Bijzonder provinciaal landschap" regels ter bescherming van de voorkomende kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten van het gebied Oostzaner en Ilperveld zijn, kort samengevat, "open veenpolderlandschap met graslanden en geschikt habitat voor weidevogels".
5.3.    De Afdeling concludeert dat in het gebied slechts ruimtelijke ontwikkelingen zijn toegestaan voor zover die de genoemde kernkwaliteiten niet aantasten. De raad heeft aan de afwijzing om een bestemmingsplan vast te stellen terecht ten grondslag gelegd dat de door [appellante] gewenste bestemming in strijd is met de provinciale verordening.
Het betoog faalt.
6.       Voor zover [appellante] ter zitting heeft betoogd dat op andere locaties in het Ilperveld wel woningbouw mogelijk is gemaakt, overweegt de Afdeling dat [appellante] zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel niet heeft onderbouwd. Bovendien ziet de aanvraag van [appellante] niet op woningbouw, maar op het wijzigen naar de bestemming "Industrie".
Conclusie
7.       Het beroep is ongegrond.
8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Zwemstra
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2024
91-1093