ECLI:NL:RVS:2024:1127
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak gaat het om een verzoek om voorlopige voorziening en hoger beroep van vreemdelingen tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdelingen hadden aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 24 maart 2023 niet-ontvankelijk waren verklaard. De rechtbank Den Haag heeft op 4 maart 2024 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard. Hierop hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. H.T. Gerbrandy, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 19 maart 2024 geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De voorzieningenrechter oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.