ECLI:NL:RVS:2024:1119

Raad van State

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
202400008/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van examenbeslissing door het College van beroep voor de examens van de Universiteit van Amsterdam

In deze zaak heeft de examencommissie van de Universiteit van Amsterdam op 2 mei 2023, met een aanvulling op 5 juni 2023, het verzoek van de appellant tot herziening van een eerdere beslissing van 21 september 2022 afgewezen. De appellant heeft hiertegen administratief beroep ingesteld bij het College van beroep voor de examens, dat op 23 november 2023 het beroep ongegrond heeft verklaard. De appellant heeft vervolgens beroep ingesteld bij de Raad van State, die op 14 maart 2024 uitspraak heeft gedaan.

Tijdens de openbare zitting op 14 maart 2024, waar de staatsraad mr. C.M. Wissels de zaak behandelde, werd duidelijk dat de examencommissie de door de appellant aangedragen nieuwe feiten en omstandigheden niet als zodanig kon kwalificeren. De Raad van State oordeelde dat deze feiten al eerder waren betrokken bij de besluitvorming en geen aanleiding gaven om de studieresultaten te verlengen. De Raad concludeerde dat de examencommissie de eerdere beslissing deugdelijk had gemotiveerd.

Daarnaast werd opgemerkt dat een verwijzing naar een eerdere beslissing in de beslissing van 21 september 2022 een kennelijke verschrijving betrof, wat de motivering van de beslissing niet in twijfel trok. De Raad van State bevestigde dat de examencommissie bij toekomstige verzoeken zal blijven beoordelen of er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Tot slot werd bepaald dat het college geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202400008/1/A2.
Datum uitspraak: 14 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
en
het College van beroep voor de examens van de Universiteit van Amsterdam (hierna: het college),
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 14 maart 2024 om 10:45 uur.
Tegenwoordig:
staatsraad mr. C.M. Wissels, Lid van de enkelvoudige kamer
mr. O. van Loon, griffier
Verschenen:
[appellant], bijgestaan door mr. R. Verspaandonk advocaat te Den Haag;
het college, vertegenwoordigd door mr. M.M. de Roon, vergezeld van dr. J. Roest, voorzitter van de examencommissie.
====================================
Bij beslissing van 2 mei 2023, nader aangevuld met de beslissing van 5 juni 2023 heeft de examencommissie het verzoek van [appellant] tot herziening van de beslissing van 21 september 2022 afgewezen. Bij beslissing van 23 november 2023 heeft het college het door [appellant] daartegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard. Het beroep richt zich tegen deze beslissing.
De Afdeling verklaart het beroep ongegrond.
Motivering:
1.       Het college heeft deugdelijk gemotiveerd dat de door [appellant] aangedragen omstandigheden niet gekwalificeerd kunnen worden als nieuwe feiten en omstandigheden. Deze feiten en omstandigheden zijn al betrokken bij eerdere besluitvorming van de examencommissie en waren geen reden om de studieresultaten te verlengen.
2.       De verwijzing naar een beslissing van 22 oktober 2022 in de beslissing van 21 september 2022 is een kennelijke verschrijving. Dit maakt niet dat de beslissing niet goed is gemotiveerd. Dit geldt ook voor het betoog dat in die brief stond dat de examencommissie op elk volgend verzoek over dit onderwerp niet meer zal reageren. Op de zitting is duidelijk geworden dat dit een ongelukkige formulering is geweest en dat de examencommissie bij ieder volgend verzoek zal beoordelen of er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden.
3.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Loon
griffier
284-1090