ECLI:NL:RVS:2024:1107
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- J.H. van Breda
- J. Houtman-van de Meerakker
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders van Den Haag inzake ongegrondverklaring bezwaar
In deze zaak gaat het om een beroep dat is ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, gedateerd 27 maart 2023. Dit besluit verklaarde het bezwaar van de appellante tegen een eerder besluit van 6 februari 2023 ongegrond. De mondelinge uitspraak vond plaats op 5 maart 2024, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandelde. Tijdens de zitting was Staatsraad mr. J.H. van Breda de voorzitter, bijgestaan door griffier mr. J. Houtman-van de Meerakker.
De Afdeling heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit is genomen omdat het college op 7 februari 2024 het eerdere besluit van 27 maart 2023 heeft ingetrokken en het besluit van 6 februari 2023 heeft herroepen. Hierdoor is het college volledig tegemoetgekomen aan de bezwaren van de appellante. De appellante heeft tijdens de procedure niet aangegeven dat zij nog een belang had bij een beoordeling van haar beroep, wat leidde tot de conclusie dat er geen procesbelang meer was.
Daarnaast heeft het college ter zitting verklaard dat het reeds het door de appellante betaalde griffierecht heeft vergoed. Het college is niet verplicht om proceskosten te vergoeden, gezien de omstandigheden van de zaak. De uitspraak is openbaar en is gedaan in het kader van de bestuursrechtspraak.