202200803/1/R3.
Datum uitspraak: 13 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
WVG Ontwikkeling B.V., gevestigd te Meppel,
appellante,
en
de raad van de gemeente Meppel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2021 heeft de raad geweigerd het bestemmingsplan "Meppel - Centrumschil, herziening Prins Hendrikkade" vast te stellen.
Tegen dit besluit heeft WVG Ontwikkeling B.V. beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
WVG Ontwikkeling B.V. en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting behandeld op 12 december 2023, waar WVG Ontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door mr. M.H. Blokvoort, advocaat te Deventer, [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. S.J. de Haan, advocaat te Arnhem, en R. ten Elsen, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van het beroep tegen het besluit van 16 december 2021 is het recht zoals dat gold ten tijde van het nemen van het besluit bepalend.
Inleiding
2. WVG Ontwikkeling B.V. heeft de raad verzocht om een bestemmingsplan vast te stellen om aan de Schuttevaerhaven op de Prins Hendrikkade in Meppel 12 (water)woningen te realiseren. Daarnaast is de bedoeling de aanlegsteiger ten zuiden van het plangebied te verplaatsen naar de bestaande aanlegsteiger ten noorden van het plangebied.
Op deze locatie was voorheen bedrijvigheid gevestigd. De bedrijfsactiviteiten zijn rond 2001 gestaakt. Het is de enige plek rondom de haven waar nog geen woningen zijn gerealiseerd.
3. Bij besluit van 16 december 2021 heeft de raad geweigerd om het bestemmingsplan vast te stellen.
Toetsingskader
4. Bij het besluit over de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsruimte en moet hij de betrokken belangen afwegen. De Afdeling maakt die belangenafweging niet zelf, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit om het bestemmingsplan niet vast te stellen in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
Beoordeling
5. Aan het besluit om het plan niet vast te stellen heeft de raad zes weigeringsgronden ten grondslag gelegd. De raad heeft overwogen dat: a. de voorgenomen ontwikkeling het karakter van de Schuttevaerhaven aantast, b. de voorgenomen ontwikkeling te groot en te omvangrijk is voor de betreffende locatie, c. de voorgenomen ontwikkeling met name aan de west- en oostzijde te dicht staat op de bestaande bebouwing, d. de maximale toegestane bouwhoogte geen logisch vervolg is van de bouwhoogte zoals bij de Prins Hendrikstraat 37 van toepassing is, e. een bouwhoogte van 10 m beter zou aansluiten bij de bestaande bebouwing en f. het voorliggende plan niet aansluit bij een uitgangspunt uit de welstandsnota. In het verweerschrift heeft de raad deze overwegingen nader toegelicht.
6. WVG Ontwikkeling B.V. voert aan dat onduidelijk is waarom het voorziene plan te groot en te omvangrijk is. In reactie op het verweerschrift stelt WVG Ontwikkeling B.V. dat het de raad enkel te doen is om de wijze waarop het plan op de woning op de hoek van de Prins Hendrikstraat aansluit. WVG Ontwikkeling B.V. wijst erop dat in overleg met de gemeente is gekozen voor een omvang van bebouwing die volgens beide passend is in de stedelijke omgeving. Zij wijst daartoe op een anterieure overeenkomst die is gesloten tussen partijen. Keer op keer is bevestigd dat het plan voldeed aan deze uitgangspunten, aldus WVG Ontwikkeling B.V.
Daarnaast voert WVG Ontwikkeling B.V. aan dat niet valt in te zien dat de situering van de gewenste bebouwing en de meest oostelijk gesitueerde woning onjuist zouden zijn. Zij stelt dat de afstand tot de dichtstbijzijnde bestaande bewoning ten westen van het plangebied ongeveer 26 m bedraagt en dat niet valt in te zien waarom deze afstand te klein zou zijn in een stedelijke omgeving als hier aan de orde. Volgens WVG Ontwikkeling B.V. is ook ten oosten van het plangebied de situering tussen de voorziene en de bestaande bebouwing niet te klein. Al helemaal niet, nu WVG Ontwikkeling B.V. heeft voorgesteld om de laatste woning aan de oostzijde te schrappen. WVG Ontwikkeling B.V. stelt naar aanleiding van het verweerschrift vast dat de raad enkel toelicht waarom de afstand van de nieuwbouw tot de woning op de hoek van de Prins Hendrikstraat te klein is. Zij leidt daaruit af dat het plan voor het overige goed aansluit op de omgeving.
Verder voert WVG Ontwikkeling B.V. aan dat uit het raadsbesluit niet blijkt waarom de bouwhoogte van 13 m en 11 m te hoog is. Zij wijst erop dat de raad nooit als eis bij de planvorming heeft meegegeven dat er sprake moet zijn van een maximale toegestane bouwhoogte van 10 m.
6.1. De Afdeling stelt allereerst vast dat het plangebied is gesitueerd aan de Prins Hendrikkade en aan de Schuttevaershaven. Ten oosten van het plangebied ligt de Prins Hendrikstraat. Rondom de Schuttevaershaven liggen de Prins Hendrikkade, de Prins Hendrikstraat, de Schuttevaerstraat en de Concordiastraat. De Afdeling stelt vervolgens vast dat de afstand tussen het bouwvlak van de voorziene woningen en de woning aan de Prins Hendrikstraat 37, de eerste bebouwing aan de oostzijde van het plangebied, ongeveer 7 m is. Daarnaast zijn de voorziene woningen aan de westzijde op ongeveer 26 m van de huidige woningen aan de Concordiastraat gesitueerd.
Vervolgens stelt de Afdeling vast dat de maximale toegestane bouwhoogte voor de meest oostelijke en meest westelijke voorziene woning 11 m is en voor de overige voorziene woningen 13 m. Op grond van het geldende bestemmingsplan "Meppel - Centrumschil", vastgesteld op 28 juni 2013, gelden op de gronden van het plangebied verschillende maximale toegestane bouwhoogtes, namelijk, van oost naar west bezien, 4 m, 8 m, 6 m en 6 m. Ook op de gronden rondom het plangebied is het bestemmingsplan "Meppel - Centrumschil" van toepassing. Voor de woningen aan de Prins Hendrikstraat geldt op grond van dat planologische regime een maximale toegestane bouwhoogte van 10 m. Voor de overige woningen die rondom de Schuttevaershaven zijn gesitueerd geldt op grond van het geldende plan een maximale toegestane bouwhoogte van 10 m voor de woningen aan de Schuttevaerstraat en 11 m voor de woningen aan de Concordiastraat.
6.2. De Afdeling is van oordeel dat de raad deugdelijk heeft gemotiveerd dat de voorgenomen ontwikkeling te groot en te omvangrijk is voor de betreffende locatie, dat de voorgenomen ontwikkeling aan de west- en oostzijde te dicht op de bestaande bebouwing staat, dat de maximale toegestane bouwhoogte van de voorziene woningen geen logisch vervolg is van de bouwhoogte zoals bij de Prins Hendrikstraat 37 van toepassing is en dat een maximale toegestane bouwhoogte van 10 m voor de voorziene woningen beter zou aansluiten (weigeringsgronden b tot en met e).
Zo stelt de raad zich op het standpunt dat de voorziene ontwikkeling een logisch vervolg moet zijn van de hoekwoning aan de Prins Hendrikstraat 37. Op de zitting heeft de raad toegelicht dat deze woning een scharnierfunctie heeft, gelet op de situering van de woning nabij de gronden van het plangebied en omdat deze woning het meest in het oog springt. De raad heeft toegelicht dat de voorziene bebouwing moet aansluiten op de bestaande bebouwing aan de Prins Hendrikstraat. Dat betekent dat de nieuwbouw een logisch vervolg dient te zijn op de hoekwoning Prins Hendrikstraat 37 qua rooilijn, aan te houden bebouwingsafstand en bouwhoogte. De wand met bestaande appartementen aan de Prins Hendrikkade kan worden doorgezet, maar daarbij moet wel de bestaande schaal en maat die op grond van het geldende bestemmingsplan mogelijk waren, worden gerespecteerd. Ook de kleinschalige vrijstaande woningbouw aan de Prins Hendrikstraat moet worden gerespecteerd en zijn eigen plek krijgen binnen deze wand van bebouwing, aldus de raad. Daarnaast wijst de raad er in zijn verweerschrift op dat de maximale bouwhoogte met bijna een factor 3 wordt verhoogd, van 4 m in het geldende plan naar 11 m in dit plan. Volgens de raad is die verhoging zodanig, dat het ook van invloed is op de situering tot de omliggende bebouwing aan de Prins Hendrikstraat. Een maximale toegestane bouwhoogte van 10 m zou volgens de raad beter aansluiten bij de bestaande bebouwing rondom het plangebied. De voorziene ontwikkeling is daarom geen logisch vervolg op de woning aan de Prins Hendrikstraat 37, aldus de raad. Daarnaast stelt de raad dat het schrappen van de meest oostelijke voorziene woning binnen het plangebied onvoldoende is om het gehele plan alsnog vast te stellen. Door dit bezwaar weg te nemen wordt de ontwikkeling mogelijk niet te dicht aan de oostzijde geplaatst, maar aan de westzijde is daarvan nog steeds wel sprake. Op de zitting heeft de raad toegelicht dat het meest westelijke bouwvlak op de gronden van het plangebied dichter is gesitueerd bij de in- en uitgang van de haven dan het meest westelijke bouwvlak van de gronden van het plangebied op grond van het geldende bestemmingsplan. De waterentree wordt daardoor vernauwd. Het bouwvlak van de voorziene woningen wordt daardoor volgens de raad te dicht richting de Concordiastraat gesitueerd aan de westzijde van het plangebied en dat is niet wenselijk. De voorziene ontwikkeling is gelet hierop te omvangrijk, zo concludeert de raad.
6.3. Voor zover WVG Ontwikkeling B.V. erop wijst dat zij een anterieure overeenkomst heeft gesloten met het college van burgemeester en wethouders en dat deze overeenkomst ten onrechte terzijde wordt geschoven, merkt de Afdeling het volgende op. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, is de raad bij de uitoefening van zijn bevoegdheid omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan niet aan de inzichten van het college gebonden (zie de uitspraak van de Afdeling van 26 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:580, onder 5.2). Nog daargelaten of de bewoordingen van een overeenkomst, voor zover het betreft het verlenen van planologische medewerking, een inspanningsverplichting inhouden, kan een overeenkomst niet leiden tot een verplichting van de raad aan gronden een bestemming te geven die de raad niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening acht. De definitieve beslissing over de vaststelling van het bestemmingsplan kan, mede afhankelijk van alle in de loop van de procedure naar voren gekomen feiten en belangen - ook de mogelijke belangen van derden -, anders uitvallen dan bij het sluiten van de overeenkomst is ingeschat. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 27 juni 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW9520, onder 2.7.2. Dat een overeenkomst is gesloten, is wel een omstandigheid die de raad bij de vaststelling van het plan in zijn overwegingen dient te betrekken. Dat heeft de raad gedaan. In het bestreden besluit staat dat de (financiële) belangen van WVG Ontwikkeling B.V. worden geschaad in het geval de raad niet instemt met de voorgenomen ontwikkeling. Op de zitting heeft de raad toegelicht dat hiermee wordt bedoeld dat de raad ook rekening houdt met de omstandigheid dat er een anterieure overeenkomst is gesloten tussen het college van burgemeester en wethouders en WVG Ontwikkeling B.V.
6.4. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad, alles overziende, alleen al hierom zijn weigering om medewerking te verlenen aan het bestemmingsplan voldoende inzichtelijk gemaakt. Het besluit is in dit opzicht voorzien van een deugdelijke motivering.
Het betoog faalt.
6.5. Omdat de hiervoor besproken weigeringsgronden het besluit van de raad al kunnen dragen, ziet de Afdeling af van een inhoudelijke bespreking van de overige door WVG Ontwikkeling B.V. aangevoerde beroepsgronden, die zien op de weigeringsgronden a. (over het karakter van de Schuttevaerhaven) en f. (over de welstandsnota) die de raad ook aan zijn besluit ten grondslag heeft gelegd.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.
8. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.M.W. van Ewijk, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Ewijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2024
867