202201634/1/A3.
Datum uitspraak: 13 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank NoordNederland van 27 januari 2022 in zaak nr. 21/1438 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Groningen.
Procesverloop
Op 11 februari 2021 heeft het college de in de basisregistratie adressen en gebouwen (hierna: BAG) opgenomen gegevens gewijzigd voor het object op het adres [locatie] in Groningen (hierna: het adres).
Bij besluit van 9 april 2021 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 27 januari 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 maart 2024, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. I. Simonides, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Op 1 februari 2021 heeft [appellant] een terugmelding gedaan via BAG-viewer voor het adres, waarvan hij destijds de eigenaar was. BAG-viewer is een website van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers (hierna: de Dienst) waarop de in de BAG opgenomen gegevens van alle adressen en gebouwen in Nederland, zoals bouwjaar, oppervlakte, gebruiksdoel en locatie op de kaart door iedereen kunnen worden geraadpleegd. In die terugmelding heeft hij verzocht om het brondocument waaruit volgt wat de gebruiksfunctie is van het gebouw op het adres.
Op dezelfde datum heeft [appellant] telefonisch contact gehad met een medewerker van het college. Tijdens dat telefoongesprek heeft [appellant], naast herhaling van zijn verzoek om het brondocument, erop gewezen dat de gebruiksoppervlakte niet juist in de BAG is geregistreerd. De betreffende medewerker heeft [appellant] daarop meegedeeld per direct de meest recente vergunning uit het archief te zullen opvragen, om voor hem na te gaan wat het juiste gebruiksdoel is en om de gebruiksoppervlakte opnieuw te berekenen.
Het college heeft vervolgens het archief met bouwvergunningen gecontroleerd en heeft op 11 februari 2021 de in de BAG geregistreerde gegevens van het adres gewijzigd voor de oppervlakte en de gebruiksfunctie. Vervolgens heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat de wijziging niet op een rechtsgevolg is gericht en dus geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft geoordeeld dat de wijziging van de gegevens die over het adres in de BAG zijn opgenomen geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb, maar een feitelijke handeling. Volgens de rechtbank is de wijziging niet op een rechtsgevolg gericht. Ook is hier geen sprake van een correctieverzoek als bedoeld in artikel 38 van de Wet BAG, zodat de beslissing daarop niet kan worden gekwalificeerd als een besluit, aldus de rechtbank.
Hoger beroep
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de wijziging van de BAG-gegevens geen besluit is. Hij voert daartoe aan dat hij in een telefoongesprek met het college, naar aanleiding van de terugmelding, een verzoek heeft gedaan als bedoeld in artikel 38 van de Wet BAG. Volgens [appellant] volgt dit nadrukkelijk uit het besluit van 9 april 2021. Op grond van artikel 41, eerste lid, van de Wet BAG wordt een beslissing op een dergelijk verzoek gekwalificeerd als een besluit in de zin van de Awb, aldus [appellant].
Wettelijk kader
4. Ingevolge artikel 38 van de Wet BAG kan de belanghebbende die gerede twijfel heeft over de juistheid van een in de basisregistratie opgenomen authentiek gegeven of het ontbreken van een authentiek gegeven in de basisregistratie, burgemeester en wethouders onder opgaaf van redenen verzoeken dat gegeven te wijzigen respectievelijk op te nemen in de basisregistratie.
Ingevolge artikel 41, eerste lid van de Wet BAG is de beslissing van burgemeester en wethouders over wijziging respectievelijke opneming van een gegeven naar aanleiding van een verzoek als bedoeld in artikel 38, een besluit.
Beoordeling
5. Het door [appellant] gemaakte bezwaar richt zich tegen de wijziging van het gebruiksdoel wonen in kantoor. Met de wijziging van de oppervlakte is hij het eens. De door de Afdeling te beantwoorden vraag is of de wijziging van het gebruiksdoel is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Awb.
6. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet BAG (Kamerstukken II 2006/07, 30 968, nr. 3, blz. 18 en 19) volgt dat de in de adressen- en gebouwenregistraties opgenomen gegevens alle zijn terug te voeren op een in het adressen- of gebouwenregister opgenomen brondocument. Er is voor het college in beginsel geen interpretatievrijheid en opneming of wijziging van een gegeven is in beginsel niet op rechtsgevolg gericht. Als uitgangspunt geldt dat de wijziging van een registratie in de BAG geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
De wetgever heeft met artikel 38 van de Wet BAG een uitzondering gemaakt voor een verzoek van een belanghebbende, omdat niet op voorhand kan worden uitgesloten dat een in de adressen- of gebouwenregistratie opgenomen gegeven in een concreet geval moet worden aangemerkt als een persoonsgegeven in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens (nu: de Algemene verordening gegevensbescherming).
7. Uit het voorgaande volgt dat de beslissing tot wijziging van gegevens in de BAG niet op rechtsgevolg is gericht. Dat is anders indien daaraan een verzoek tot wijziging van een belanghebbende ten grondslag ligt. De Afdeling is van oordeel dat het college de betreffende gegevens niet naar aanleiding van een verzoek als bedoeld in artikel 38 van de Wet BAG heeft gewijzigd, zodat geen sprake is van een besluit. De terugmelding via BAG-viewer bevat geen verzoek om wijziging van de gegevens, maar een verzoek om toezending van de betreffende brondocumenten waaruit de gebruiksfunctie volgt. Niet in geschil is dat [appellant] geen verzoek heeft gedaan om wijziging van de woonfunctie. Dit heeft hij desgevraagd tijdens de zitting van de Afdeling ook bevestigd. De rechtbank is terecht tot de conclusie gekomen dat de door het college doorgevoerde wijziging in de BAG geen besluit is.
Het betoog slaagt niet.
Slotsom
8. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Soffner
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2024
818-1072