202306082/3/R1.
Datum uitspraak: 13 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Den Haag,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 september 2023 heeft het college het definitief plaatsingsplan "ondergrondse restafvalcontainers Bloemenbuurt-Oost (buurt 51), Segbroek, Den Haag" vastgesteld. Daarbij is onder meer de locatie 51-12 ter hoogte van de Larixstraat 38-54 aangewezen voor de plaatsing van twee ondergrondse restafvalcontainers (hierna: orac’s).
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen beroep ingesteld. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 maart 2024, waar [verzoeker] en anderen, bij monde van [verzoeker] en [gemachtigd A], via een videoverbinding bijgestaan door [gemachtigde B], en het college, vertegenwoordigd door mr. H. Kremers en W. van der Eijk, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. In het plaatsingsplan is onder meer de locatie 51-12 ter hoogte van de Larixstraat 38-54 aangewezen voor de plaatsing van twee orac’s. De Larixstraat ligt tussen de Segbroeklaan en de Hanenburglaan. De locatie voor de orac’s ligt nabij de kruising met de Segbroeklaan.
[verzoeker] en anderen wonen aan de Larixstraat 38-54. Zij hebben verzocht het plaatsingsplan te schorsen wat betreft locatie 51-12. Zij hebben op de zitting toegelicht dat zij met name vrezen dat de orac’s een negatief effect zullen hebben op de verkeersveiligheid. Volgens hen zijn er nu al onveilige situaties waarbij fietsers gebruik maken van de stoep bij stremmingen van het verkeer op de Larixstraat. [verzoeker] en anderen wijzen er daarbij op dat er recent een dodelijk verkeersongeluk heeft plaatsgevonden. Bij het legen van de orac’s zal volgens hen het verkeer worden gestremd, met negatieve effecten voor de veiligheid van met name het langzame verkeer. Volgens [verzoeker] en anderen had het college daarom moeten kiezen voor een alternatieve locatie, namelijk een locatie op één van de hoeken van de kruising van de Larixstraat met de Hanenburglaan.
Beoordeling van het verzoek
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. De voorzieningenrechter beperkt het voorlopig oordeel tot de aspecten verkeersveiligheid en alternatieve locatie, omdat deze aspecten naar het oordeel van verzoekers de belangrijkste aspecten zijn. De overige gronden, die onder meer zien op vrees voor overlast en de mogelijke effecten van de plaatsing van de orac’s en op de kroonprojecties van de aanwezige bomen, worden om die reden niet behandeld in deze uitspraak.
4. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college de aangewezen locatie geschikt mogen achten voor de plaatsing van de orac’s uit een oogpunt van verkeersveiligheid. Het college heeft het ontwerp voorgelegd aan het zogeheten "Vooroverleg over Verkeerszaken" en aan de vuilophaaldienst in Den Haag, Haagse Milieu Services (hierna: HMS). Het genoemde vooroverleg en de HMS hebben de locaties op bereikbaarheid en veiligheid beoordeeld, daarbij heeft HMS met een ledigingswagen langs de locaties gereden. Het genoemde vooroverleg heeft ingestemd met de locatie en ook HMS was akkoord met de gekozen locatie. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. De verkeersaantrekkende werking van orac’s is namelijk in het algemeen beperkt en het legen van orac’s zal maar van korte duur zijn. Het college heeft op de zitting toegelicht dat de orac’s naar verwachting één tot twee keer per week zullen worden geleegd en dat het legen 5 tot 10 minuten per keer kost. Verder heeft het college toegelicht dat fietsers naar verwachting de ledigingswagen kunnen passeren. De ledigingswagen zal dus niet het langzame verkeer blokkeren. Wel zal de ledigingswagen het autoverkeer blokkeren, maar op het kruispunt van de Larixstraat met de Segbroeklaan zijn volgens het college opstelplekken waar auto’s kunnen wachten. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan deze toelichting van het college te twijfelen.
Het college heeft er ook van mogen uitgaan dat de voorgestelde alternatieve locatie niet geschikter is dan de aangewezen locatie. Het college hoefde daarom redelijkerwijs niet voor de alternatieve locatie te kiezen. Daarbij is van belang dat het college heeft toegelicht dat op de alternatieve locatie kabels en leidingen, waaronder een reguliere gasleiding, een belemmering vormen. Ook zou de infrastructuur op de alternatieve locatie moeten worden aangepast, omdat de ledigingswagen anders half op de Hanenburglaan komt te staan bij het legen van de orac’s. De voorziening om te legen zit namelijk op de achterkant van de ledigingswagen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan deze toelichting van het college te twijfelen.
5. Zoals hiervoor is overwogen, wijst de voorzieningenrechter het verzoek af. Het college hoeft daarom geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Ten Veen
voorzieningenrechter
w.g. Van Driel Kluit
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2024
703