202306458/2/R2.
Datum uitspraak: 17 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
Vereniging Het Groene Hart Brabant, gevestigd te Den Dungen, gemeente Sint-Michielsgestel,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Boxtel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 juli 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Achter den Eijngel 2022" vastgesteld.
Bij besluit van 5 september 2023 heeft het college een omgevingsvergunning voor de bouw van 65 woningen verleend.
Het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt.
Tegen deze gecoördineerd voorbereide en bekendgemaakte besluiten heeft Het Groene Hart beroep ingesteld. Ook heeft het Groene Hart de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het Groene Hart heeft een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting op 11 december 2023 behandeld, waar Het Groene Hart, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en de raad, vertegenwoordigd door ing. D. Hendriks en mr. S.C.A. Dikmans, zijn verschenen. Verder is op de zitting [bedrijf], vertegenwoordigd door [gemachtigde B] en mr. R.J.H. Minkhorst, advocaat in Nijmegen, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het bestemmingsplan maakt de bouw van 87 woningen mogelijk. Het Groene Hart maakt zich zorgen over het behoud van de aanwezige natuur en de cultuurhistorische waarde van het gebied. Daarom heeft zij beroep ingesteld tegen de vaststelling van het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning en gevraagd de voorlopige voorziening te treffen dat het bestemmingsplan wordt geschorst, zolang de Afdeling nog niet op het beroep heeft beslist.
2. De voorzieningenrechter wijst dit verzoek af. In wat het Groene Hart naar voren heeft gebracht ziet de voorzieningenrechter onvoldoende aanleiding om te oordelen dat het bestemmingsplan uiteindelijk niet in stand zal blijven. Dit oordeel van de voorzieningenrechter is een voorlopig oordeel en niet bindend in de bodemprocedure. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Geen strijd met IOV
2.1. Het Groene Hart betoogt tevergeefs dat het bestemmingsplan in strijd is met de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV). Het bestemmingsplan hoeft namelijk niet langer te voldoen aan de vereisten voor de ecologische verbindingszone, opgenomen in artikel 3.25 van de IOV, waaronder de in dat artikel opgenomen minimale breedten. In artikel 3.25, derde lid, van de IOV is immers bepaald dat na realisatie van de ecologische verbindingszone artikel 3.15 van de IOV van overeenkomstige toepassing is en in dit geval is de ecologische verbindingszone ook gerealiseerd. Dit betekent dat het bestemmingsplan alleen hoeft te voldoen aan de vereisten voor bescherming van het Natuur Netwerk Brabant (NNB) in artikel 3.15, namelijk dat het stekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken. Ook dat is hier het geval. In het bestemmingsplan hebben de betreffende gronden namelijk de bestemming ‘Natuur’ en de gebiedsaanduiding ‘milieuzone - ecologische verbindingen’ gekregen en die bestemming en aanduiding zijn in het bijzonder ook gericht op het behoud, beheer en herstel van de ecologische verbindingszone.
2.2. Verder heeft Het Groene Hart niet voldoende toegelicht waarom het bestemmingsplan eventuele negatieve effecten op de ecologische waarden en kenmerken van het NNB niet voldoende zou beperken of compenseren (artikel 3.16 van de IOV). Van belang daarbij is ook dat de Afdeling eerder in voormelde uitspraak van 9 juni 2021 al heeft geoordeeld dat door de voorziene woningbouwontwikkeling - waarin het bestemmingsplan dat in die uitspraak aan de orde was voorzag en het bestemmingsplan nu ook weer in voorziet - weliswaar gronden in het buitengebied verloren gaan die eerder waren bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden, maar dat dit verlies in afdoende mate wordt gecompenseerd.
2.3. Verder heeft de raad in het bestemmingsplan voldoende toegelicht waarom hier sprake is van een duurzame afronding van het stedelijk gebied - de bebouwingskern - in het werkingsgebied ‘Verstedelijking afweegbaar’, zodat de voorzieningenrechter niet kan inzien waarom op dit punt strijd met artikel 3.43 van de IOV zou bestaan. In de plantoelichting heeft de raad namelijk toegelicht dat het gaat om een ruimtelijke afronding van de bebouwingsrand van de kern met een kleinschalig woonmilieu, waarbij aangesloten wordt op de herinrichting van de Heerenbeekloop. Er wordt met de ontwikkeling een geleidelijke overgang van bebouwd gebied naar natuur voorzien door middel van de inrichting van het beekgebied. De gerealiseerde ecologische verbindingszone van de Heerenbeekloop en het daarbij behorende oevergebied krijgen een passende natuurbestemming. Er ontstaat hiermee volgens de raad een samenhangend geheel tussen woningontwikkeling en bescherming van natuurwaarden rondom de Heerenbeekloop, waarmee het geen aanzet is tot een stedelijke ontwikkeling. Ook wijst de raad erop dat het geheel gelijktijdig landschappelijk wordt ingepast door middel van een voorwaardelijke verplichting. Het Groene Hart heeft hier te weinig tegenovergesteld.
Overige beroepsgronden
3. Ook de overige beroepsgronden over milieuschade door het plan en de aantasting van de cultuurhistorische waarde van het erf van ‘Den Eijngel’ leiden naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet tot vernietiging van het bestemmingsplan. In de eerdergenoemde uitspraak van 9 juni 2021 heeft de Afdeling daarover al geoordeeld dat deze gronden niet slagen en de voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om nu tot een ander oordeel te komen. De visie van Het Groene Hart over de cultuurhistorische waarde van het erf vindt namelijk geen bevestiging in enige status als rijksmonument, provinciaal monument of gemeentelijk monument. Ook in de planregels van de hiervoor geldende bestemmingsplannen "Buitengebied 2011" en "Lennisheuvel" was aan dat erf geen bijzondere landschappelijke en ecologische waarde toegekend. Weliswaar is het gebouw ‘Den Eijngel’ wel een rijksmonument, maar dat geeft geen aanspraak op het erf daaromheen. Ook op het gebied van ecologie en milieugevolgen heeft de raad voldoende onderzoeken gedaan en heeft Het Groene Hart niet aannemelijk gemaakt dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met mogelijke milieugevolgen.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.
w.g. Hoekstra
voorzieningenrechter
w.g. Ahmady-Pikart
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2024
638-1010