ECLI:NL:RVS:2023:9
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 29 april 2022 de aanvraag ingewilligd, maar heeft daarbij niet vastgesteld dat er een bestuurlijke dwangsom is verbeurd. De rechtbank Den Haag heeft op 1 november 2022 het beroep van de vreemdeling tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het besluit van 29 april 2022 ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Krikke, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 3 januari 2023 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord, waardoor er geen aanleiding is om anders te oordelen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.