ECLI:NL:RVS:2023:854

Raad van State

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
202300029/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing examencommissie over bachelordiploma en diplomasupplement

In deze zaak heeft [appellante] beroep ingesteld tegen een beslissing van het college van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden, die op 16 september 2022 de eerdere beslissing van de examencommissie Engelse Taal en Cultuur van de Faculteit der Geesteswetenschappen heeft vernietigd. De examencommissie had op verzoek van [appellante] het bachelordiploma en het diplomasupplement, die op 21 februari 2021 aan haar zijn uitgereikt, aangepast. Het college heeft de examencommissie opgedragen om binnen zes maanden een aangepast bachelordiploma en diplomasupplement uit te reiken, waarbij de oorspronkelijke examendatum gehandhaafd blijft.

[appellante] heeft een vrij onderwijsprogramma binnen de bacheloropleiding Engelse Taal en Cultuur gevolgd en is van mening dat de inhoud en opmaak van het aan haar uitgereikte bachelordiploma niet correct zijn. Ze heeft administratief beroep ingesteld bij het college, dat haar beroep gegrond verklaarde. [appellante] is het niet eens met de beslissing van het college en heeft beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Tijdens de zitting op 26 januari 2023 heeft [appellante] haar bezwaren toegelicht, waaronder het verzoek om vermelding van de Master Linguistics in het diplomasupplement. Het college heeft echter aangegeven dat [appellante] niet voldoet aan de toelatingseisen voor deze master. De Afdeling heeft geoordeeld dat de bezwaren van [appellante] niet leiden tot een andere uitkomst en heeft het beroep ongegrond verklaard.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak op 1 maart 2023 bevestigd dat het college geen proceskosten hoeft te vergoeden en dat de beslissing van het college in stand blijft.

Uitspraak

202300029/1/A2.
Datum uitspraak: 1 maart 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
en
het college van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden (hierna: het college), verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 16 juni 2021 heeft de examencommissie Engelse Taal en Cultuur van de Faculteit der Geesteswetenschappen (hierna: de examencommissie) op verzoek van [appellante] het bachelordiploma en diplomasupplement, die op 21 februari 2021 aan haar zijn uitgereikt, aangepast.
Bij beslissing van 16 september 2022 heeft het college het door [appellante] daartegen ingestelde administratief beroep gegrond verklaard, de beslissing van 16 juni 2021 vernietigd en de examencommissie opgedragen binnen zes maanden met inachtneming van deze beslissing een aangepast bachelordiploma en diplomasupplement uit te reiken, waarbij de oorspronkelijke examendatum gehandhaafd wordt.
Tegen die beslissing heeft [appellante] beroep bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (hierna: het CBHO) ingesteld. Het CBHO, dat op 1 januari 2023 is opgehouden te bestaan, heeft dit beroep overgedragen aan de Afdeling.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 26 januari 2023. [appellante] heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen. Het college, vertegenwoordigd door mr. D.L.M. van der Zanden, bijgestaan door mr. drs. W.A.A.C. van Ingen-Scholten, is op de zitting verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellante] heeft een vrij onderwijsprogramma binnen de bacheloropleiding Engelse Taal en Cultuur gevolgd. Na afronding hiervan heeft zij op 21 februari 2021 het bachelordiploma en het bijbehorende diplomasupplement ontvangen. Op verzoek van [appellante] heeft de examencommissie daarna een aantal aanpassingen doorgevoerd en de laatste aangepaste versie op 16 juni 2021 aan haar toegezonden. [appellante] is het niet eens met de inhoud en opmaak van het aan haar uitgereikte bachelordiploma en het bijbehorende diplomasupplement en heeft hiertegen administratief beroep ingesteld bij het college. Het college heeft het administratief beroep gegrond verklaard en de examencommissie opgedragen binnen zes maanden een aangepast bachelordiploma en diplomasupplement uit te reiken. Op de zitting heeft het college verteld dat de examencommissie nog geen nieuw besluit heeft genomen, maar dat dit wel binnen de gestelde termijn zal gebeuren.
Beroep
2.       [appellante] is tegen de beslissing van het college in beroep gegaan. Zij betoogt als eerste dat het college weliswaar terecht heeft bepaald dat er een extra doorstroom-master in het diplomasupplement moet worden vermeld, maar daarbij heeft nagelaten te bepalen dat dit de Master Linguistics moet zijn. Zij geeft aan dat de voorzitter van de toelatingscommissie van de Master Linguistics haar bij e-mail van 21 december 2021 heeft medegedeeld dat zij op grond van haar vakkenpakket toelating heeft tot deze master. Daarnaast is het zo dat de Master Linguistics wordt vermeld op elk diplomasupplement bij het behalen van het diploma Engelse Taal en Cultuur. Zij vindt dat een student met een vrij onderwijs programma hetzelfde diploma moet krijgen als een student die een regulier programma afrondt.
Verder betoogt [appellante] dat in de beslissing van het college onjuiste informatie staat vermeld en zij verzoekt de Afdeling dit aan te passen. Volgens [appellante] staat in de beslissing ten onrechte dat de titels van de vakken zijn aangepast aan haar wensen.
Ook verzoekt [appellante] privacy gevoelige informatie uit de beslissing te verwijderen, waaronder het noemen van de studieduur, de inhoud van een eerdere minnelijke schikking, uitingen met betrekking tot haar gezondheid en de verwijzing naar het diplomasupplement.
Tot slot vindt [appellante] dat de passage over deeltijd/voltijd uit de beslissing van het college moet worden verwijderd omdat dit geen onderdeel meer was van het geschil.
Beoordeling beroep
3.       Het college heeft beslist dat er één extra doorstroom-master in het diplomasupplement moet worden vermeld. Het college was, anders dan [appellante] betoogt, niet gehouden te bepalen dat dit de Master Linguistics moet zijn. Zoals het college heeft toegelicht, voldoet [appellante] met haar vakkenpakket niet rechtstreeks aan de toelatingseisen voor de Master Linguistics, omdat zij twee vakken van het curriculum van de opleiding Engelse Taal en Cultuur niet heeft afgelegd. Dat de toelatingscommissie van de Master Linguistics inmiddels positief op het toelatingsverzoek van [appellante] heeft beslist, maakt dit niet anders, reeds omdat niet vaststaat dat de toelatingscommissie van dezelfde gegevens is uitgegaan als de examencommissie.
De passages die [appellante] graag aangepast of verwijderd wil zien, zijn geen dragende overwegingen voor het eindoordeel van het college. [appellante] heeft op de zitting ook bevestigd dat de hierover door haar aangedragen gronden niet de inhoud van de beslissing van het college betreffen. Het gaat haar om de formulering van de beslissing. Gelet hierop komt de Afdeling aan een bespreking van hetgeen [appellante] over deze passages heeft aangevoerd niet toe. In een procedure bij de rechter kunnen gronden worden aangevoerd waarom een beslissing van het college inhoudelijk niet juist zou zijn. De rechterlijke beoordeling gaat niet over de vraag of de beslissing anders had kunnen worden geformuleerd. Voor zover het betoog van [appellante] betrekking heeft op zaken als de archivering en raadpleegbaarheid van de beslissing van het college, is van belang dat deze onderwerpen ook geen deel kunnen uitmaken van het beroep tegen de bestreden beslissing.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
4.       Het beroep is ongegrond.
5.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. G.T.J.M. Jurgens en mr. J.C.A. de Poorter, leden, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, griffier.
w.g. Borman
voorzitter
w.g. Van Dokkum
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2023
480-995