ECLI:NL:RVS:2023:853
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake herziening zorgtoeslag en proceskostenvergoeding
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 5 januari 2021, waarin het beroep van [appellant] tegen de herziening van zijn zorgtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen ongegrond werd verklaard. De Belastingdienst/Toeslagen had op 22 oktober 2018 het voorschot zorgtoeslag voor het jaar 2018 herzien en vastgesteld op € 854,00. De rechtbank oordeelde dat [appellant] niet had aangetoond dat hij in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 31 december 2018 voor zorg verzekerd was, en dat hij daarom alleen recht had op zorgtoeslag voor de periode van 1 januari 2018 tot en met 30 september 2018.
In hoger beroep betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte geen proceskostenvergoeding heeft toegekend. Hij stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen een verkeerde beschikking heeft afgegeven en dat hij hoge kosten heeft moeten maken in verband met de behandeling van zijn bezwaar en beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 24 februari 2023 ter zitting behandeld, waar de Belastingdienst/Toeslagen vertegenwoordigd was.
De Afdeling oordeelt dat de klacht van [appellant] over de proceskostenvergoeding feitelijke grondslag mist. Er is geen bewijs dat de Belastingdienst/Toeslagen een verkeerde beslissing heeft genomen of dat het verweerschrift is ingetrokken. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de herziening van de zorgtoeslag correct was en dat er geen aanleiding was om een proceskostenvergoeding toe te kennen. Het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.