ECLI:NL:RVS:2023:802
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen bewaring door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 1 maart 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van vier vreemdelingen tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hen op 29 september 2022 in bewaring had gesteld. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. J.P. van Mulken, hadden eerder bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, beroep ingesteld tegen deze besluiten. De rechtbank had op 31 oktober 2022 de beroepen ongegrond verklaard en de verzoeken om schadevergoeding afgewezen.
In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat de vreemdelingen op 5 augustus 2022 het asielzoekerscentrum in Den Helder hadden verlaten en pas op 8 augustus 2022 weer in de opvang in Ter Apel waren opgenomen. Dit betekende dat zij meerdere dagen uit het zicht van de staatssecretaris waren geweest, wat leidde tot de conclusie dat hun rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder m, van de Vreemdelingenwet 2000 was geëindigd. De Raad oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.
Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 maart 2023, waarbij mr. B. Meijer als lid van de enkelvoudige kamer en mr. H. Vonk als griffier aanwezig waren.