ECLI:NL:RVS:2023:765

Raad van State

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
202300475/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van twee vreemdelingen tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 17 januari 2023 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaarde. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. J.E. Groenenberg, hadden in eerste instantie bezwaar gemaakt tegen de vrijheidsontnemende maatregel die hen op 15 november 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De rechtbank had de verzoeken om schadevergoeding afgewezen en de vreemdelingen waren het niet eens met deze uitspraak, wat hen ertoe bracht om hoger beroep in te stellen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 28 februari 2023 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep niet gericht was tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdelingen niet hadden uitgelegd waarom zij de uitspraak onjuist achtten. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals vereist volgens artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling werd genomen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.

De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. P.A. Melse, griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

202300475/1/V3.
Datum uitspraak: 28 februari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 17 januari 2023 in zaken nrs. NL22.23872 en NL22.23875 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 15 november 2022 heeft de staatssecretaris de vreemdelingen een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 17 januari 2023 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard en de verzoeken om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. J.E. Groenenberg, advocaat te Nieuw-Vennep, hoger beroep ingesteld.
De vreemdelingen zijn in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdelingen leggen namelijk niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hen niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Melse
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2023
191-959