ECLI:NL:RVS:2023:745
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, heeft op 26 oktober 2022 het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,00 per dag bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 7.500,00.
De staatssecretaris heeft op 30 november 2022 de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 23 februari 2023 geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat de staatssecretaris volledig aan de aanvraag van de vreemdeling tegemoet is gekomen. De vreemdeling heeft aangegeven dat zij zich kan verenigen met het besluit van de staatssecretaris, waardoor er geen beroep van rechtswege is ontstaan. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.