202203541/1/A2.
Datum uitspraak: 22 februari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Truck Care Amsterdam (TCA) C.V. (hierna: Truck Care), gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 april 2022 in zaak nr. 21/2769 in het geding tussen:
Truck Care
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: het college).
Procesverloop
Bij besluit van 3 juni 2020 heeft het college twee parkeergelegenheden alleen bestemd voor bussen, gedurende het gehele etmaal, gemarkeerd en ingesteld op de parallelweg direct ten zuiden van het perceel Sloterweg 968 te Amsterdam door het plaatsen van een verkeersbord conform model E8-4 uit bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990).
Bij besluit van 6 april 2021 heeft het college het door Truck Care daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 april 2022 heeft de rechtbank het door Truck Care daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Truck Care hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Truck Care heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 december 2022, waar Truck Care, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. F. Sabet, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Volgens het college ontstaat op sommige momenten van de dag drukte rondom het sportpark Sloten en de Sloterweg. Dit komt door bezoekers van het sportpark die meerdere keren per dag met bussen worden gebracht en opgehaald. Vanwege in- en uitstappende passagiers op de rijbaan kunnen volgens het college verkeersonveilige situaties ontstaan. Bij het besluit van 3 juni 2020 heeft het college daarom twee parkeergelegenheden alleen bestemd voor bussen ingesteld op de parallelweg direct ten zuiden van het perceel Sloterweg 968 (lees 988), waar zich openbare parkeerplaatsen bevonden. Op 5 juni 2020 is het verkeersbesluit in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2020, nr. 30520).
2. Truck Care is een transportbedrijf, gevestigd aan de Sloterweg te Amsterdam. Truck Care stelt dat het bedrijf regelmatig vrachtwagens parkeert op de desbetreffende parkeerplaatsen. Zij kan zich niet in het verkeersbesluit van het college vinden, omdat daarmee bestaande parkeergelegenheid verloren gaat. Zij heeft aangevoerd dat vrachtauto’s noodgedwongen op de Sloterweg zullen moeten gaan parkeren wanneer er bijvoorbeeld van chauffeur moet worden gewisseld.
3. Het college heeft het bezwaar van Truck Care ongegrond verklaard. Het college heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het belang van Truck Care niet zwaarder weegt dan het algemeen belang van de verkeersveiligheid.
Wettelijk kader
4. De relevante wettelijke bepalingen staan in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Aangevallen uitspraak
5. De rechtbank heeft overwogen dat het college in het besluit van 6 april 2021 voldoende is ingegaan op de belangen van Truck Care en eveneens voldoende heeft gemotiveerd dat de genomen maatregelen zowel de verkeersveiligheid bevorderen, als hinder voorkomen aan het doorgaande verkeer op de Sloterweg. De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat het college in redelijkheid de twee parkeergelegenheden alleen bestemd voor bussen heeft kunnen aanwijzen. Het voor Truck Care nadelige gevolg, dat zij en haar klanten niet langer gebruik kunnen maken van de openbare parkeergelegenheden, is niet onevenredig in verhouding tot de met het verkeersbesluit te dienen doelen, namelijk het bieden van een veilige in- en uitstapplaats voor de bezoekers van het sportpark en verbetering van de doorstroom voor de overige verkeersdeelnemers op de Sloterweg, aldus de rechtbank.
Hoger beroep en beoordeling
6. Truck Care betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat er onveilige verkeerssituaties op de rijbaan van de Sloterweg ontstaan door het in- en uitstappen van passagiers uit bussen die bezoekers naar en van het sportpark brengen. Volgens Truck Care heeft het college niet inzichtelijk gemaakt dat hier sprake van zou zijn. Het college heeft dit ook niet met stukken onderbouwd. Truck Care betoogt dat passagiers alleen met bussen naar het sportpark komen wanneer sprake is van een evenement. Volgens haar vinden evenementen nog geen tien keer per jaar plaats. Daarnaast voert Truck Care aan dat het college in een andere zaak het juist geen onveilige situatie vindt wanneer passagiers op de rijweg in- en uit moeten stappen. Volgens Truck Care meet het college met meerdere maten. Ook betoogt Truck Care dat het college onvoldoende gewicht aan haar belang bij het behoud van de bestaande openbare parkeerplaatsen heeft toegekend en dat de rechtbank haar uitspraak onvoldoende heeft gemotiveerd.
6.1. Ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dient het college voor het nemen van een besluit de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen.
De Afdeling is van oordeel dat het college bij de voorbereiding van het besluit van 6 april 2021 niet de nodige kennis over de relevante feiten heeft vergaard. Ter zitting heeft het college desgevraagd verklaard dat er geen verkeerskundige stukken ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit, maar ervan uit te gaan dat algemeen bekend is dat de Sloterweg smal is en er verkeersonveilige situaties ontstaan wanneer bussen stilstaan op de Sloterweg. Het college heeft ook verklaard niet precies te weten hoeveel bussen er per jaar stilstaan op de Sloterweg om bezoekers van het Sportpark in- en uit te laten stappen. Het zou volgens het college, zoals Truck Care stelt, kunnen gaan om tien bussen per jaar. Hoewel de absolute noodzaak van een verkeersbesluit niet hoeft te worden aangetoond (bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 16 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1619), mocht gelet op het voorgaande van het college worden verwacht dat het de noodzaak tot het al dan niet nemen van een verkeersbesluit en de gevolgen daarvan inzichtelijk maakt door het overleggen van verkeersgegevens of een verkeerskundige onderbouwing. Hierbij is ook van belang dat ter zitting is gebleken dat het college niet op de hoogte was van het feit dat het sportpark, nabij de ingang van het park, reeds beschikt over zes parkeerplekken voor touringcars. Daarnaast oordeelt de Afdeling dat het college onvoldoende kennis heeft vergaard over de belangen van Truck Care. Bij het besluit is niet betrokken dat er, naar niet door het college is weersproken, steeds meer openbare parkeerplekken in de omgeving verdwijnen en dat hier geen nieuwe parkeerplekken elders in de omgeving voor terugkomen.
Nu het college niet de nodige kennis heeft vergaard over de relevante feiten en de af te wegen belangen, oordeelt de Afdeling anders dan de rechtbank dat het verkeersbesluit onzorgvuldig is voorbereid. Het besluit komt, wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb, voor vernietiging in aanmerking.
Het betoog slaagt. De overige hogerberoepsgronden behoeven geen bespreking.
Conclusie
7. Het hoger beroep van Truck Care is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 6 april 2021 gegrond verklaren. Dat besluit komt wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb voor vernietiging in aanmerking. Dit betekent dat het college opnieuw op de bezwaren van Truck Care dient te beslissen.
Judiciële lus
8. Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het nieuwe besluit op bezwaar slechts bij haar beroep kan worden ingesteld.
Proceskosten
9. Truck Care heeft verzocht om een proceskostenvergoeding voor de onderhavige en voorliggende procedures. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat aan Truck Care geen proceskostenvergoeding toe kan komen, omdat de gemachtigde geen beroepsmatige rechtsbijstand verleent.
9.1. Op de zitting bij de Afdeling is komen vast te staan dat in eerdere rechterlijke procedures reeds is vastgesteld dat de gemachtigde van Truck Care beroepsmatig rechtsbijstand verleent. De Afdeling ziet geen aanleiding om in deze zaak anders te oordelen.
9.2. Het college moet aan Truck Care de in de beslissing vermelde proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep van Truck Care Amsterdam (TCA) C.V. gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 april 2022 in zaak nr. 21/2769;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 6 april 2021, kenmerk JB.20.012012.001;
V. draagt het college op om binnen twaalf weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van wat hierin is overwogen een nieuw besluit op bezwaar te nemen en dit besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
VI. bepaalt dat tegen het nieuwe besluit op bezwaar slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;
VII. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tot vergoeding van bij Truck Care Amsterdam (TCA) C.V. in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.368,00 waarvan € 3.348,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan Truck Care Amsterdam (TCA) C.V. het door haar voor de behandeling van het beroep en hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 908,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bindels
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2023
85-1033
BIJLAGE - Wettelijk kader
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 7:12
1. De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Daarbij wordt, indien ingevolge artikel 7:3 van het horen is afgezien, tevens aangegeven op welke grond dat is geschied.
Wegenverkeerswet 1994
Artikel 2
1. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
[…]
Artikel 21
De motivering van het verkeersbesluit vermeldt in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
Artikel 24
Verkeersbesluiten worden genomen na overleg met:
a. de korpschef,
b. de commandant van de Koninklijke marechaussee, indien de taak ten aanzien van het verkeer mede wordt vervuld op een luchtvaartterrein als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c, van de Politiewet 2012.