ECLI:NL:RVS:2023:680
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring met betrekking tot de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 17 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De vreemdeling was op 18 oktober 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in bewaring gesteld. De rechtbank Den Haag had op 7 december 2022 het beroep van de vreemdeling tegen deze maatregel ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de eerste grief van de vreemdeling een rechtsvraag oproept die nader onderzoek vereist. Voorlopig oordeelt de voorzieningenrechter dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand zal blijven. Gezien artikel 5 van het EVRM en de omstandigheden van de zaak, weegt het belang van de vreemdeling bij opheffing van de maatregel zwaarder dan het belang van de staatssecretaris bij voortduring van de bewaring.
Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten de maatregel van bewaring met ingang van de uitspraak op te heffen. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden, en de rechtmatigheid van de bewaring en eventuele schadevergoeding zullen in de bodemprocedure worden beoordeeld. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 februari 2023.