ECLI:NL:RVS:2023:679
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring met betrekking tot de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 17 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was op 20 oktober 2022 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had op 7 december 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de eerste grief van de vreemdeling een rechtsvraag oproept die nader onderzoek vereist. Voorlopig oordeelt de voorzieningenrechter dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand zal blijven. Daarbij is overwogen dat, in het licht van artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), het belang van de vreemdeling bij opheffing van de maatregel zwaarder weegt dan het belang van de staatssecretaris bij het voortduren van de maatregel.
Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten de maatregel van bewaring met ingang van de uitspraak op te heffen. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden, en de rechtmatigheid van de bewaring en eventuele schadevergoeding zullen in de bodemprocedure worden beoordeeld.