ECLI:NL:RVS:2023:660
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake verblijfsvergunning asiel en bestuurlijke dwangsom
Op 20 februari 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 13 oktober 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 12 augustus 2022 de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingewilligd, zonder vast te stellen dat er een bestuurlijke dwangsom was verbeurd. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.R. Coene, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord, waardoor er geen aanleiding is om in dit geval anders te oordelen.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 februari 2023.