ECLI:NL:RVS:2023:647
Raad van State
- Hoger beroep
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- A.M. van Meurs-Heuvel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 5 oktober 2022. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling afgewezen voor zover het ging om het vaststellen van een bestuurlijke dwangsom, maar het beroep voor het overige gegrond verklaard. De rechtbank vernietigde het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en droeg deze op om binnen zestien weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,00 per dag moest betalen voor elke dag dat hij de termijn overschreed, tot een maximum van € 7.500,00.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.J. Eizenga, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, was eerder door de Afdeling beantwoord in een uitspraak van 30 november 2022.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing werd vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier. De uitspraak vond plaats in het openbaar op 20 februari 2023.