ECLI:NL:RVS:2023:639

Raad van State

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
202300720/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting naar Syrië

Op 16 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 4 oktober 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 30 januari 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling hoger beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.

De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij niet zou worden uitgezet naar Syrië totdat er op het hoger beroep was beslist, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De staatssecretaris erkende dat de vreemdeling een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM, maar stelde dat er op dat moment geen reden was om aan te nemen dat de uitspraak van de rechtbank zou worden vernietigd.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de vreemdeling afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

202300720/2/V2.
Datum uitspraak: 16 februari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 30 januari 2023 in zaak nr. NL22.22257 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 4 oktober 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 30 januari 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat hij opvang en verstrekkingen krijgt.
2.       De staatssecretaris heeft te kennen gegeven dat de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Syrië een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en dat de vreemdeling om die reden dan ook niet zal worden uitgezet naar Syrië. Nu er verder op dit moment geen grond is om aan te nemen dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorziening, als verzocht, te treffen.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
voorzieningenrechter
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2023
968