ECLI:NL:RVS:2023:637

Raad van State

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
202206855/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvragen voor verblijfsvergunning asiel

In deze zaak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. W. Volkers, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 22 november 2022. De rechtbank had de beroepen van de vreemdelingen afgewezen voor zover zij vroegen om het vaststellen van een bestuurlijke dwangsom, maar had de beroepen voor het overige gegrond verklaard. De rechtbank vernietigde het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en droeg hem op binnen acht weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd de staatssecretaris opgedragen een dwangsom van € 100,00 per dag te betalen, tot een maximum van € 7.500,00, voor elke dag dat hij de termijn overschreed.

In hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord, waardoor er geen aanleiding is om hier anders over te oordelen.

De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 16 februari 2023.

Uitspraak

202206855/1/V3.
Datum uitspraak: 16 februari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1], [vreemdeling 2], [vreemdeling 3] en [vreemdeling 4] en [vreemdeling 5],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 22 november 2022 in zaken nrs. NL22.12250, NL22.12257, NL22.13991, NL22.13992 en NL22.13993 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
De vreemdelingen hebben beroepen ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op aanvragen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 22 november 2022 heeft de rechtbank de beroepen afgewezen, voor zover daarin is gevraagd om het vaststellen van een bestuurlijke dwangsom, en de beroepen voor het overige gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd, de staatssecretaris opgedragen binnen acht weken een nieuw besluit op de aanvragen te nemen en bepaald dat hij aan de vreemdelingen gezamenlijk een dwangsom van € 100,00 moet betalen voor elke dag dat hij die termijn overschrijdt, tot een maximum van € 7.500,00.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door
mr. W. Volkers, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3352, onder 5 tot en met 5.5 en onder 9.1 en 9.2, over artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, zoals die luidt sinds 11 juli 2021, het Unierechtelijk gelijkwaardigheidsbeginsel, het doeltreffendheidsbeginsel en het beginsel van effectieve rechtsbescherming). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Meurs-Heuvel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2023
347-1020