ECLI:NL:RVS:2023:636
Raad van State
- Hoger beroep
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- A.M. van Meurs-Heuvel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 5 oktober 2022. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling afgewezen voor zover het ging om het vaststellen van een bestuurlijke dwangsom, maar het beroep voor het overige gegrond verklaard. De rechtbank vernietigde het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en droeg de staatssecretaris op om binnen acht weken na de uitspraak met de algemene asielprocedure te beginnen en binnen acht weken na die aanvang een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens werd bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,00 per dag moet betalen voor elke dag dat hij de termijnen overschrijdt, tot een maximum van € 7.500,00.
In het hoger beroep heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte het beroep gedeeltelijk heeft afgewezen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Bovendien is het hoger beroep gebaseerd op een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord.
De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 16 februari 2023.