ECLI:NL:RVS:2023:633
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 28 juli 2022. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling afgewezen voor zover het ging om het vaststellen van een bestuurlijke dwangsom, maar het beroep voor het overige gegrond verklaard. De rechtbank vernietigde het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en droeg de staatssecretaris op om binnen acht weken na de uitspraak met de algemene asielprocedure te beginnen en binnen acht weken na die aanvang een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens werd bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,00 per dag moest betalen voor elke dag dat hij de termijnen overschreed, tot een maximum van € 7.500,00.
In het hoger beroep heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De Afdeling heeft ook verwezen naar eerdere uitspraken waarin vergelijkbare rechtsvragen zijn behandeld.
Uiteindelijk heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 16 februari 2023 door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.