ECLI:NL:RVS:2023:628

Raad van State

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
202300926/2/V3 en 202300929/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaken van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 14 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de zaken van twee vreemdelingen die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden aangevraagd. De aanvragen waren door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 30 december 2022 afgewezen. De vreemdelingen hebben hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 3 februari 2023 de beroepen ongegrond heeft verklaard. Tegen deze uitspraken hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De vreemdelingen vroegen de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat er op hun hoger beroepen was beslist, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter heeft, gelet op de aangevoerde argumenten, besloten een voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op hun hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met de behandeling van hun verzoeken, tot een bedrag van € 837,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

De uitspraak benadrukt het belang van het recht op een eerlijk proces en de bescherming van vreemdelingen in asielprocedures. De voorzieningenrechter heeft de beslissing openbaar uitgesproken op 14 februari 2023, waarbij mr. B. Meijer als voorzieningenrechter en mr. R.H.L. Dallinga als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

202300926/2/V3 en 202300929/2/V3.
Datum uitspraak: 14 februari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende de hoger beroepen van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
verzoeksters,
tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 3 februari 2023 in zaken nrs. NL23.108 en NL23.106 in de gedingen tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 30 december 2022 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraken van 3 februari 2023 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraken hebben de vreemdelingen hoger beroepen ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet worden uitgezet voordat op de hoger beroepen is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgen.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening (uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:457).
3.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden, waarbij wordt uitgegaan van samenhangende zaken.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdelingen niet worden uitgezet, totdat op de door hen ingestelde hoger beroepen is beslist;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van de verzoeken opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
w.g. Meijer
voorzieningenrechter
w.g. Dallinga
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2023
18-981