ECLI:NL:RVS:2023:625

Raad van State

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
202207076/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 15 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 4 november 2022 niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank Den Haag had op 5 december 2022 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling in hoger beroep ging en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.

De vreemdeling vroeg de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij niet zou worden uitgezet totdat er een beslissing op het hoger beroep was genomen. De voorzieningenrechter heeft, na beoordeling van de ingediende stukken, besloten om de voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit betekent dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat het hoger beroep is behandeld. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de vreemdeling, die in dit geval € 837,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De uitspraak benadrukt het belang van het recht op een eerlijk proces en de bescherming van vreemdelingen in asielprocedures. De voorzieningenrechter heeft de beslissing openbaar uitgesproken, waarbij mr. E. Steendijk als voorzieningenrechter en mr. R.H.L. Dallinga als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

202207076/2/V3.
Datum uitspraak: 15 februari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 5 december 2022 in zaak nr. NL22.22607 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 4 november 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 5 december 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening (uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:457).
3.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt uitgezet, totdat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
w.g. Steendijk
voorzieningenrechter
w.g. Dallinga
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2023
18-1025