ECLI:NL:RVS:2023:62
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en niet-ontvankelijkheid hoger beroep
Op 10 januari 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag was op 11 augustus 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 5 april 2022 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Stoetzer-van Esch, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris meegedeeld dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken en dat er geen contact meer is met haar. De Afdeling heeft geconcludeerd dat de vreemdeling geen bescherming meer in Nederland zoekt, waardoor zij geen belang heeft bij een beoordeling van het hoger beroep. Dit leidde tot de beslissing dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van het belang bij hoger beroep en de gevolgen van het vertrek van de vreemdeling uit Nederland. De beslissing is genomen door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van griffier mr. N. Tibold.