ECLI:NL:RVS:2023:613

Raad van State

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
202206264/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing over tweede eigen bijdrage in rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 oktober 2022. De rechtbank had het beroep van [appellant] gegrond verklaard en het besluit van de Raad voor Rechtsbijstand van 24 september 2020 vernietigd. Dit besluit verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen een tweede eigen bijdrage ongegrond. De Raad voor Rechtsbijstand had op 8 mei 2020 een toevoeging verstrekt aan [appellant], maar met een tweede eigen bijdrage van € 203,-. De rechtbank oordeelde dat [appellant] deze tweede eigen bijdrage niet verschuldigd was, wat leidde tot het hoger beroep van [appellant].

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 2 februari 2023 behandeld. Tijdens de zitting werd duidelijk dat [appellant] geen procesbelang had bij de beoordeling van de uitspraak van de rechtbank, omdat deze uitspraak al in zijn voordeel was. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling werd genomen. De Raad voor Rechtsbijstand werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 15 februari 2023.

Uitspraak

202206264/1/A2.
Datum uitspraak: 15 februari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 oktober 2022 in zaak nr. 20/5671 in het geding tussen:
[appellant]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad).
Procesverloop
Bij besluit van 8 mei 2020 heeft de raad [appellant] een toevoeging verstrekt met een tweede eigen bijdrage.
Bij besluit van 24 september 2020 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 oktober 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 24 september 2020 vernietigd, het besluit van 8 mei 2020 herroepen en bepaald dat [appellant] geen tweede eigen bijdrage verschuldigd is. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 februari 2023, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door mr. C.W. Wijnstra, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       De raad heeft op 3 februari 2020 een toevoeging aan [appellant] verstrekt met een eigen bijdrage van € 148,-. De zaak is vervolgens overgenomen door een andere advocaat. De raad heeft het verzoek om overname door die nieuwe advocaat gehonoreerd en een overnametoevoeging aan die advocaat verleend, maar daarbij een tweede eigen bijdrage opgelegd van € 203,-. Met die eigen bijdrage is [appellant] het niet eens en daarom heeft hij eerst bezwaar en later beroep ingesteld.
2.       Bij de rechtbank heeft [appellant] gelijk gekregen. De rechtbank heeft geoordeeld dat hij geen tweede eigen bijdrage hoeft te betalen.
3.       Nu de rechtbank het besluit op bezwaar heeft vernietigd, het besluit van 8 mei 2020 heeft herroepen en heeft bepaald dat [appellant] geen tweede eigen bijdrage hoeft te betalen, heeft [appellant] geen procesbelang bij een beoordeling van de door hem aangevallen uitspraak. Hij heeft geen belang bij een antwoord op de vraag of de rechtbank op goede gronden of voldoende gemotiveerd tot haar oordeel is gekomen. Zoals ook op zitting is besproken, leidt dat antwoord, hoe het ook luidt, namelijk niet tot een ander voor hem gunstiger resultaat. Dat hij, zoals hij op zitting heeft verteld, nog veel zaken op de plank heeft liggen en dat het hem gaat om het hele verhaal dat erachter ligt (hij wijst onder meer op een advocaat die zijns inziens liegt en betaald krijgt terwijl hij niets heeft gedaan) is onvoldoende om in deze zaak, in weerwil van wat hiervoor is overwogen, procesbelang aan te nemen.
4.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de Afdeling niet toekomt aan wat [appellant] verder allemaal naar voren heeft gebracht.
5.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Dokkum
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2023
480