ECLI:NL:RVS:2023:563
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank had eerder, op 6 oktober 2022, het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen acht weken een besluit te nemen. Tevens was er een dwangsom van € 100,00 per dag opgelegd, tot een maximum van € 7.500,00, voor elke dag dat deze termijn werd overschreden.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geen fouten gemaakt, en het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad van State oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Dit was in lijn met eerdere uitspraken van de Afdeling, waarin soortgelijke rechtsvragen waren behandeld.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 februari 2023.