202303813/1/R1.
Datum uitspraak: 27 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoekers], beiden wonend te Amsterdam (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]),
verzoekers,
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) van de uitspraak van de Afdeling van 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1232. Procesverloop
Bij uitspraak van 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1232, heeft de Afdeling het hoger beroep van [verzoeker] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 februari 2022 in zaak nr. 21/808 ongegrond verklaard. De uitspraak is aangehecht. [verzoeker] heeft de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 november 2023, waar [verzoekers] en het college, vertegenwoordigd door mr. M. van Looij, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], bijgestaan door [gemachtigde], gehoord.
Overwegingen
1. Artikel 8:119, eerste lid, van de Awb luidt:
"De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden."
Achtergrond
2. [verzoeker] woont op de tweede verdieping van het gebouw [locatie A] (hierna: het gebouw) te Amsterdam. Het gebouw maakt samen met de panden [locatie B] en [locatie C] deel uit van een bouwcomplex van drie panden met een gemeenschappelijk dak. De vorige eigenaar van de woning op het perceel [locatie C-2] heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor onder meer het aanleggen van een dakterras op het platte dak achter de schijnkap van het gebouw. Bij besluit van 1 juli 2020 heeft het college de omgevingsvergunning verleend. De omgevingsvergunning is onherroepelijk geworden met de uitspraak van de Afdeling van 29 maart 2023.
3. Bij de uitspraak van 29 maart 2023 heeft de Afdeling onder meer overwogen dat geen sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering die in de weg staat aan het uitvoeren van de omgevingsvergunning. Weliswaar stonden ten tijde van het besluit op bezwaar van 20 januari 2021 op het platte dak satellietschotels met toebehoren van [verzoeker] en moesten die worden verwijderd voor het realiseren van het dakterras, maar volgens de uitspraak is niet duidelijk hoe lang deze schotels met toebehoren daar al stonden en of voor het plaatsen daarvan toestemming was gegeven.
Ook staat in de uitspraak dat [verzoeker] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op het daarvoor door de Vereniging van Eigenaars aangewezen dakdeel met zijn satellietschotels geen televisie, radio en internet meer kan ontvangen en dat om die reden sprake is van een inmenging in het recht op vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 10 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Verzoek om herziening
4. [verzoeker] heeft verzocht om herziening van de uitspraak van 29 maart 2023. Hij verwijst naar diverse foto’s van Google Earth uit de jaren vanaf 2004, waarop eerst één en later twee satellietschotels als onderdeel van zijn satelliettoebehoren zichtbaar zijn op het gezamenlijke dak van het complex [locatie A]-[locatie B] en [locatie C]. [verzoeker] wijst in dit verband ook op een getuigenverklaring van [persoon], die heeft verklaard sinds 2004 onderhoud te verrichten aan de satelliettoebehoren en foto’s van het dak en de satelliettoebehoren heeft overgelegd. Vanwege de reeds langdurige aanwezigheid van de satelliettoebehoren is het moeten verwijderen daarvan volgens [verzoeker] in strijd met artikel 22 van de splitsingsakte van 18 maart 2014, waaruit volgens hem volgt dat bestaande schotelantennes ten tijde van de splitsing dienen te worden geduld tot het moment dat de huurder vertrekt. Verder heeft [verzoeker] een document van het bedrijf By Satellite overgelegd van 31 mei 2023, waaruit volgens hem volgt dat er geen satellietontvangst is op de plek waar de satelliettoebehoren moeten staan als gevolg van de realisatie van het dakterras en dat er uitsluitend satellietontvangst is op de plek waar nu het dakterras is gebouwd.
4.1. Bij de beoordeling van een herzieningsverzoek is uitsluitend van belang of feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb zijn gesteld. Bij de beslissing op een verzoek om herziening wordt slechts rekening gehouden met nader gebleken feiten of omstandigheden die hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht en die de verzoeker in de procedure die heeft geleid tot die uitspraak niet naar voren heeft kunnen brengen. Het bijzondere rechtsmiddel van verzoek om herziening dient er niet toe om het geschil waarover bij uitspraak is beslist opnieuw aan de rechter voor te leggen en biedt een partij niet de mogelijkheid gronden die in een eerdere procedure naar voren zijn of hadden kunnen worden gebracht, opnieuw dan wel alsnog naar voren te brengen en zo het debat te heropenen, nadat is gebleken dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Uitsluitend indien zich feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb voordoen, kan er aanleiding zijn voor herziening van een in rechte onaantastbaar geworden uitspraak. Daarbij geldt dat, wil een verzoek om herziening voor toewijzing in aanmerking komen, aan de in artikel 8:119, eerste lid, onder a, b en c van de Awb genoemde criteria dient te worden voldaan. Deze criteria zijn cumulatief.
4.2. Ter onderbouwing van het verzoek om herziening heeft [verzoeker] geen nieuwe feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb aangevoerd. Immers, om het beroep op de aanwezigheid van een evidente privaatrechtelijke belemmering te onderbouwen, had [verzoeker] al in de eerdere procedure kunnen wijzen op de splitsingsakte uit 2014. Voor zover [verzoeker] ter zitting heeft gesteld dat hij pas op de zitting bij de Afdeling in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van 29 maart 2023 met de inhoud van de splitsingsakte bekend is geraakt, overweegt de Afdeling als volgt. De kantonrechter Amsterdam heeft bij vonnis van 9 november 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6406, in kort geding [verzoeker] gevorderd de satellietschotels met toebehoren te verplaatsen naar een ander dakdeel. Alleen al omdat de kantonrechter in zijn vonnis verwijst naar de splitsingsakte, kan naar het oordeel van de Afdeling niet worden volgehouden dat de inhoud van de splitsingsakte redelijkerwijs niet bij [verzoeker] bekend kon zijn voor de uitspraak van 29 maart 2023. Ook ten aanzien van de getuigenverklaring en foto’s van [persoon] geldt dat niet kan worden volgehouden dat zij redelijkerwijs niet eerder bij [verzoeker] bekend konden zijn. Deze gegevens hadden immers eerder door hem kunnen worden verkregen bij [persoon] en in hoger beroep kunnen worden overgelegd. Voor de foto’s van Google Earth geldt dat zij dateren van, en via internet toegankelijk waren, vóór de uitspraak en om die reden eerder konden worden verkregen en overgelegd. Al deze gegevens voldoen aldus niet aan het vereiste uit artikel 8:119, eerste lid, onder b, van de Awb. Voor het document van het bedrijf By Satellite van 31 mei 2023 geldt dat het niet voldoet aan het vereiste onder a van artikel 8:119 van de Awb, omdat dit document is opgemaakt naar aanleiding van en dus na de datum van de uitspraak van 29 maart 2023. Zou dit document kunnen leiden tot het toewijzen van het verzoek, dan komt dat in feite neer op een nieuwe beoordeling van het inhoudelijke geschil. Zoals uiteengezet onder 4.1, is de herzieningsprocedure daarvoor niet bedoeld. Dat [verzoeker] het niet eens is met de uitspraak van 29 maart 2023, is geen reden om, met voorbijgaan aan de in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb gestelde criteria, tot herziening van de uitspraak over te gaan en de besluitvorming van het college opnieuw te toetsen. Conclusie
5. Het verzoek om herziening zal worden afgewezen.
6. De proceskosten hoeven niet te worden vergoed.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C.M. Wijgerde, griffier.
w.g. Kuijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Wijgerde
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 december 2023
672-974