202304475/1/A2.
Datum uitspraak: 27 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats](Bondsrepubliek Duitsland),
appellant,
en
het college van bestuur van de Zuyd Hogeschool (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 5 september 2022 heeft de Dienst Studentenzaken, namens het college, de inschrijving van [appellant] per 31 augustus 2022 beëindigd en zijn inschrijving voor het studiejaar 2022-2023 geannuleerd.
Het college heeft bij beslissing van 1 juni 2023 het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 oktober 2023, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. M. Geurden-Cuypers, mr. M. Gulikers en M.F.M. van Zinnicq Bergmann, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] is in het studiejaar 2021-2022 begonnen met de opleiding International Business aan de Zuyd Hogeschool. In de tweede helft van het studiejaar ondervond [appellant] problemen met het betalen van het collegegeld en is met hem een betalingsregeling getroffen. Deze regeling is hij niet nagekomen. Namens het instellingbestuur heeft de Dienst Studentenzaken zijn inschrijving voor het studiejaar 2021-2022 beëindigd en de inschrijving voor het studiejaar 2022-2023 geannuleerd. [appellant] is het hiermee niet eens.
2. [appellant] stelt dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden die tot de betalingsproblemen hebben geleid. Daarnaast betoogt hij dat de kwaliteit van het onderwijs onvoldoende was, waardoor hij niet de voortgang kon behalen die nodig was voor de private financiering waarmee hij de opleiding betaalde.
3. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het de vastgestelde stappen in de ‘Procedure uitschrijven bij wanbetalen 2019-2020’ heeft gevolgd. [appellant] is gemaand, er zijn meerdere pogingen ondernomen om een regeling te treffen maar uiteindelijk is toch zijn inschrijving beëindigd en de inschrijving voor het volgend studiejaar geannuleerd. Het college heeft hem meerdere malen aangeboden, om bij wijze van schikking, deze buiten invordering te stellen. [appellant] heeft hier niet op gereageerd.
4. Het betoog van [appellant] slaagt niet. De Afdeling overweegt daartoe het volgende. [appellant] stond ingeschreven aan de Zuyd Hogeschool voor de opleiding International Business. Op basis van die inschrijving rustte op hem op grond van artikel 7.43, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek een verplichting tot het betalen van collegegeld. Het staat vast dat [appellant] niet aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan. Wat [appellant] heeft aangevoerd over de kwaliteit van de opleiding maakt geen onderdeel uit van dit geschil en doet niets af aan deze verplichting. Ook staat vast dat het college [appellant], gezien de door hem gestelde persoonlijke omstandigheden, veel mogelijkheden heeft geboden om zijn betalingsverplichting alsnog na te komen. [appellant] heeft hierop niet gereageerd. Het college heeft zich naar het oordeel van de Afdeling op het standpunt kunnen stellen dat de ontstane restschuld voor risico en rekening van [appellant] komt. Dit betekent dat de inschrijving van [appellant] terecht is beëindigd en dat opnieuw inschrijven, totdat deze schuld is voldaan, niet mogelijk is.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, griffier.
w.g. Van Altena
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bindels
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 december 2023
85-1043