202301041/1/R2.
Datum uitspraak: 19 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[appellant], wonend te Alphen, gemeente Alphen-Chaam,
appellant,
en
de raad van de gemeente Alphen-Chaam,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 19 december 2023 om 10:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. E.A. Minderhoud, voorzitter
griffier: mr. M.A. Graaff-Haasnoot
jurist: mr. M. van der Heiden
Verschenen:
[appellant], bijgestaan door [gemachtigde A];
De raad, vertegenwoordigd door ing. J. Moelker;
[partij], vertegenwoordigd door S. van Heteren;
Het beroep richt zich tegen het besluit van de raad van 15 december 2022, waarbij het bestemmingsplan "Lange Bedde te Alphen" gewijzigd is vastgesteld.
De Afdeling verklaart het beroep ongegrond.
De redenen hiervoor zijn als volgt:
1. Het plan voorziet in de bouw van negen vrijstaande woningen op een onbebouwd agrarisch perceel. [appellant] stelt dat hij door het plan zijn bedrijfsactiviteiten niet kan voortzetten, vanwege de korte afstand van de voorziene woningen tot aan zijn percelen. Volgens hem heeft de raad onvoldoende rekening gehouden met zijn bedrijfsactiviteiten.
2. De Afdeling stelt vast dat voor de percelen van [appellant] aan de [locatie 1] en [locatie 2] te Alphen op basis van het bestemmingsplan "Kom Alphen" de bestemming "Tuin - 2" geldt en mede bestemd zijn voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten. De gronden zijn niet bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten. Gelet op de definitie in de planregels van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten valt de uitoefening van een vleesverwerkingsbedrijf daar niet onder. In de planregels wordt de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in aanbouwen en bijgebouwen tot een strijdig gebruik gerekend. Daarvoor is een ontheffing vereist. De Afdeling stelt ook vast dat [appellant] ten tijde van de vaststelling van het plan geen ontheffing had voor de uitoefening van een vleesverwerkingsbedrijf. Dat betekent dat de bedrijfsactiviteiten van [appellant] op het perceel [locatie 2] ten tijde van de vaststelling van het plan niet waren toegestaan op grond van de artikelen 20.1, 20.4.1 en 20.5.3 van de regels van het bestemmingsplan "Kom Alphen". Tussen partijen is niet in geschil dat het strijdige gebruik ook niet onder de beschermende werking van het gebruiksovergangsrecht als bedoeld in artikel 31.2 van de regels van dit bestemmingsplan valt.
3. [appellant] heeft op 4 mei 2023 een aanvraag ingediend om een ontheffing voor een vleesverweringsbedrijf op zijn perceel, maar die aanvraag is bij besluit van 16 oktober 2023 geweigerd.
4. Met het vaststellen van het bestemmingsplan "Kom Alphen", op 17 december 2009, is per ongeluk voor de [locatie 1] de woonbestemming vervallen en ten onrechte een tuinbestemming toegekend. De raad heeft toegezegd die fout te herstellen en inmiddels is het ontwerpplan dat onder meer voorziet in het herstel van die fout ter inzage gelegd. Voor de beoordeling van dit geschil is het herstel van de fout op zichzelf niet relevant, want het gaat om de bedrijfsmatige activiteiten in relatie tot de voorziene woningbouw op het naastgelegen perceel. Volgens de raad maakt de aanwezigheid van een woonbestemming op het perceel van [appellant] geen verschil voor de wijze waarop de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de woningen in het plan "Lange Bedde te Alphen" moet worden beoordeeld. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat deze omzetting geen gevolgen heeft voor de rechtmatigheid van het besluit tot vaststelling van dat plan.
5. De vergunning voor een verbrandingsoven waar [appellant] naar verwijst, betreft een bouwvergunning die is verleend op 2 december 1971. Aan deze vergunning komt, voor zover die al zou zijn verleend ten behoeve van een gebruik van het perceel van [appellant] als vleesverwerkingsbedrijf, volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling geen zelfstandige betekenis toe na inwerkingtreding van een nieuw planologisch regime (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4439). 6. Verder overweegt de Afdeling dat het beroep van [appellant] op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt. Op het perceel Baarleseweg 58A, waarnaar [appellant] verwijst, is op grond van het bestemmingsplan "Kom Alphen" namelijk geen garagebedrijf toegestaan.
7. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Graaff-Haasnoot
griffier
531-1074