ECLI:NL:RVS:2023:4788

Raad van State

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
202306891/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluit inzake de aanwijzing van locaties voor ondergrondse afvalcontainers in Stichtse Vecht

Op 21 december 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, bewoners van de Pauwenkamp in Maarssen, zich verzetten tegen de aanwijzing van locaties voor ondergrondse restafvalcontainers (ORAC’s) door het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht. Het college had op 3 oktober 2023 besloten om de locaties RE499 en RE500 aan te wijzen voor de plaatsing van deze containers, wat leidde tot bezwaren van de bewoners. Zij vrezen dat hun woon- en leefklimaat negatief beïnvloed zal worden door de plaatsing van de containers tegenover hun woningen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 12 december 2023, waarbij de verzoekers en hun gemachtigden aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het college bij de keuze van de locaties een afweging moet maken van alle betrokken belangen en dat er beleidsruimte is. De rechter concludeerde dat de aanwijzing van de locaties niet voldoende gemotiveerd was, vooral gezien de twijfels over de geschiktheid van de alternatieve locaties die door de verzoekers waren aangedragen. De voorzieningenrechter heeft daarom het besluit van het college geschorst voor zover het betrekking heeft op de aangewezen locaties RE499 en RE500. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan de verzoekers.

Uitspraak

202306891/2/R1.
Datum uitspraak: 21 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 3 oktober 2023 heeft het college de definitieve deellocaties aangewezen voor ondergrondse (rest)afvalcontainers voor het aanbieden van huishoudelijk restafval voor de kernen Maarssenbroek en Kockengen in de gemeente Stichtse Vecht. Daarbij is onder meer locatie RE499 en RE500 ter hoogte van Pauwenkamp 210 in Maarssen aangewezen voor het plaatsen van twee ondergrondse restafvalcontainers (hierna: de ORAC’s). Ook heeft het college in dit besluit de percelen van huishoudens aangewezen die gebruik moeten gaan maken van die aangewezen ORAC-deellocaties.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter ook verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op de zitting van 12 december 2023 behandeld. Daar zijn [verzoeker], [gemachtigde A], [gemachtigde B] en [gemachtigde C] verschenen.
Overwegingen
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2.       Op de met het besluit aangewezen locatie aan de Pauwenkamp tegenover huisnummer 210 zullen twee ORAC’s worden geplaatst. [verzoeker] en anderen wonen allemaal aan de Pauwenkamp, dicht bij de locatie, die aan de overkant van de weg ligt. Zij kunnen zich niet met de aanwijzing van deze locatie verenigen. Zij vrezen dat hun woon- en leefklimaat zal worden aangetast als daar ORAC’s worden geplaatst. Volgens [verzoeker] en anderen zijn er geschiktere locaties, die het college had moeten aanwijzen.
In het besluit staat dat de eerste ORAC’s naar verwachting nog in 2023 zullen worden geplaatst, met een uitloop naar begin 2024. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is gelet daarop met het verzoek een spoedeisend belang gemoeid.
Beoordelingskader
3.       Bij de keuze van een locatie voor ORAC’s moet het college een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het aanwijzingsbesluit. Daarbij heeft het college beleidsruimte. De Afdeling beoordeelt te zijner tijd, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt zij of het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de ORAC’s.
Als dat zo is, beoordeelt de Afdeling vervolgens of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de locatie vanwege een geschiktere alternatieve locatie. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie, dat geoordeeld moet worden dat het college niet heeft mogen vasthouden aan zijn keuze voor de aangewezen locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.
4.       Bij het bepalen van de ORAC-locatie heeft het college randvoorwaarden gehanteerd die zijn uitgewerkt in de plaatsingscriteria zoals omschreven in bijlage 11 bij het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening 2017 Gemeente Stichtse Vecht.
Geschiktheid van de aangewezen locatie
5.       [verzoeker] en anderen betogen dat het college de locatie tegenover hun woningen redelijkerwijs niet heeft kunnen aanwijzen voor de plaatsing van de ORAC’s omdat deze locatie ongeschikt is. Zij hebben er op gewezen dat de ORAC’s recht voor een recreatiebankje zullen komen in een groenstrook, die onderdeel is van een wijkpark. Volgens [verzoeker] en anderen zal de plaatsing van ORAC’s op die plek ten koste gaan van het recreatieve karakter van het park en het groen in de wijk. Verder hebben zij aangevoerd dat de plaatsing van ORAC’s aan een drukke ontsluitingsweg van de wijk tot onveilige verkeerssituaties zal leiden. Ook hebben zij gewezen op de slechte toegankelijkheid van de locatie voor rolstoelgebruikers en op het feit dat het college in de Nota van beantwoording zienswijzen heeft vermeld dat hun woningen waarschijnlijk op een andere locatie zullen worden aangesloten. Dat betekent dat direct voor hun woningen ORAC’s zullen komen, die zij zelf niet gaan gebruiken.
5.1.    De voorzieningenrechter stelt vast dat de percelen van huishoudens aan de Pauwenkamp 207 tot en met 212 volgens bijlage 1A en 1B van het bestreden besluit zijn aangesloten op de aangewezen locatie RE499 en RE500. Anders dan uit de Nota van beantwoording zienswijzen zou kunnen worden opgemaakt, is het wel de bedoeling dat [verzoeker] en anderen gebruikmaken van de ORAC’s die op deze locatie zullen worden geplaatst.
Gelet op wat het college in de Nota van beantwoording zienswijzen bij het besluit heeft toegelicht over onder meer de ligging van de locatie, de afstanden van de locatie tot de speelvoorzieningen in het park en de verkeerssituatie ter plaatse, ziet de voorzieningenrechter in wat [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding om aan te nemen dat de aangewezen locatie niet geschikt moet worden geacht.
Alternatieve locaties
6.       [verzoeker] en anderen betogen verder dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de geschiktheid van de door hen in de zienswijze aangedragen alternatieve locaties. Volgens [verzoeker] en anderen heeft het college ten onrechte gesteld dat de naar voren gebrachte alternatieven ongeschikt zijn vanwege de in de bodem aanwezige leidingen en kabels. Uit de door hen opgevraagde zogenoemde KLIC-melding met een weergave van de ter plaatse aanwezige ondergrondse infrastructuur blijkt namelijk dat er ter plaatse geen leidingen en kabels liggen, aldus [verzoeker] en anderen.
6.1.    In beroep spitst het geschil zich toe op drie van de door [verzoeker] en anderen in de zienswijze genoemde alternatieve locaties. Deze locaties liggen ook aan de Pauwenkamp. Het gaat om een locatie op een brede stoep ter hoogte van huisnummer 358, een locatie op een parkeerplaats tussen de huisnummers 217 en 263 en een locatie op een parkeerplaats ter hoogte van huisnummer 352. Voor de laatstgenoemde locatie hebben [verzoeker] en anderen voorgesteld om een klein deel van de naast de parkeerplaats gelegen groenstrook te bestraten om daar een stoep of parkeerplaats te creëren.
Het ligt op de weg van het college om te onderzoeken of de in de zienswijze aangedragen alternatieven zo zeer geschikter zijn dan de aangewezen locatie dat het college voor een alternatief zou moeten kiezen. Het college heeft in de Nota van beantwoording zienswijzen vermeld dat de drie naar voren gebrachte alternatieve locaties niet geschikt zijn, omdat daar kabels en leidingen in de ondergrond aanwezig zijn en plaatsing van ORAC’s om die reden daar niet mogelijk is.
Gelet op wat [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd en wat op de zitting is besproken, is de voorzieningenrechter er niet van overtuigd dat het standpunt van het college over de geschiktheid van de aangedragen alternatieve locaties in beroep onverkort stand zal houden. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat uit de door [verzoeker] en anderen overgelegde KLIC-melding niet duidelijk wordt dat plaatsing van de ORAC’s op de drie genoemde locaties onmogelijk is vanwege daar in de bodem aanwezige kabels en leidingen.
[verzoeker] en anderen hebben in hun zienswijze verder gemotiveerd uiteengezet waarom de drie genoemde alternatieven vanwege onder meer de centralere ligging ten opzichte van de op deze ORAC’s aangesloten percelen en de verkeerssituatie geschikter zijn dan de aangewezen locatie. Met name voor de locatie ter hoogte van Pauwenkamp 352 hebben zij een doordacht plan geopperd. Het college is daar in de Nota van beantwoording zienswijzen niet op ingegaan. In het licht van de door [verzoeker] en anderen gezaaide twijfel over de juistheid van de stelling van het college dat de alternatieven niet geschikt zijn vanwege ondergrondse kabels en leidingen, is het besluit naar het oordeel van de voorzieningenrechter op dit punt onvoldoende gemotiveerd.
Conclusie
7.       Gelet op wat hiervoor is overwogen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek toe te wijzen en het besluit van 3 oktober 2023 te schorsen, voor zover dit besluit betrekking heeft op de aangewezen locatie RE499 en RE500.
8.       Het college moet de proceskosten vergoeden. Het gaat om een vergoeding van de reiskosten voor het bijwonen van de zitting. [verzoeker] en anderen hebben verzocht om vergoeding van de reiskosten voor meerdere personen. Als meerdere personen gezamenlijk één verzoekschrift hebben ingediend, worden als regel slechts voor één van de gezamenlijk procederende verzoekers reiskosten vergoed. Er bestaat geen aanleiding om daarop in dit geval een uitzondering te maken. Ook is er geen aanleiding om een kilometervergoeding toe te kennen. De voorzieningenrechter gaat daarom uit van een tarief waarvan de hoogte gelijk is aan de reiskosten per openbaar vervoer, tweede klasse.
[verzoeker] en anderen hebben ook verzocht om vergoeding van de gemaakte kosten in verband met het opvragen van de overgelegde KLIC-melding. Dit zijn echter geen kosten die op grond van artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht van 3 oktober 2023, kenmerk 308162, voor zover dit besluit betrekking heeft op locatie RE499 en RE500 ter hoogte van Pauwenkamp 210 in Maarssen;
II.       veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht tot vergoeding van bij [verzoeker] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 35,19, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
III.      gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht aan [verzoeker] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.
w.g. Verburg
voorzieningenrechter
w.g. Deen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2023
604