202300082/1/A2.
Datum uitspraak: 20 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Berkel-Enschot, gemeente Tilburg,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg,
verweerder.
Procesverloop
Bij uitspraak van 3 augustus 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2238) heeft de Afdeling de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 25 augustus 2020 in zaak nr. 20/108 vernietigd, het besluit van het college van 26 november 2019 vernietigd, het college opgedragen om binnen tien weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen en bepaald dat tegen het te nemen nieuwe besluit alleen bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld. Bij besluit van 22 november 2022 heeft het college het door [appellant] tegen het besluit van 28 augustus 2018 gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard en dat besluit, onder aanvulling van de motivering, gehandhaafd.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 november 2023, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.H.D. Elings, advocaat te Tilburg, en H.J.J.M. Oldenkotte, deskundige, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.M.B. van Overdijk en J.A.I.M.M. op ‘t Hoogt, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] is eigenaar van het perceel en de daarop gelegen vrijstaande woning aan de [locatie] te Berkel-Enschot (hierna: het pand). Bij het besluit van 28 augustus 2018 heeft het college het pand aangewezen als gemeentelijk monument.
2. In de uitspraak van 3 augustus 2022 heeft de Afdeling geoordeeld dat het college niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat sprake is van een onroerende zaak met monumentale waarde. De Afdeling heeft in die uitspraak ook overwogen dat het college het taxatierapport van Oldenkotte, waarin is geconcludeerd dat de waarde van het pand als gevolg van de aanwijzing op de peildatum 1 augustus 2018 met € 150.000,00 is gedaald, niet met een taxatierapport van een andere deskundige of anderszins heeft bestreden, zodat van de juistheid van dat rapport wordt uitgegaan. Het college heeft daarom de waardedaling van het pand als gevolg van de aanwijzing ten onrechte niet in de belangenafweging betrokken. De Afdeling heeft gelet op het vorenstaande geconcludeerd dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij aan het belang van aanwijzing een zwaarder gewicht heeft mogen toekennen dan aan de nadelige gevolgen van de aanwijzing voor [appellant]. In de uitspraak is verder bepaald dat tegen het nieuw te nemen besluit slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld.
3. Bij het besluit van 22 november 2022 heeft het college opnieuw beslist op het door [appellant] tegen het besluit van 28 augustus 2018 gemaakte bezwaar en de aanwijzing van het pand als gemeentelijk monument gehandhaafd. Het college heeft zich daartoe op het standpunt gesteld dat het belang dat wordt gediend met de aanwijzing prevaleert boven het belang van [appellant]. Het college heeft aan dat besluit een gewijzigde redengevende omschrijving en een nader advies van de Omgevingscommissie van 31 augustus 2022 ten grondslag gelegd.
De Omgevingscommissie heeft in dat advies gesteld dat zij overtuigd is van de cultuurhistorische waarde van het pand en de betekenis daarvan voor de geschiedenis van Berkel-Enschot. Volgens de Omgevingscommissie heeft het pand ook de vereiste architectuurhistorische en typologische waarde. Dat wordt nog versterkt door de ligging in een gebied dat van belang is vanwege de stedenbouwkundige en architectuurhistorische waarde. De optelsom van deze factoren maakt volgens de Omgevingscommissie dat het pand over voldoende monumentwaarden beschikt om te worden aangewezen als beschermd gemeentelijk monument.
Het college heeft zich in het besluit van 22 november 2022 op het standpunt gesteld dat de door [appellant] overgelegde memo van drs. ing. De Bruijne en Boels MA Msc. geen grond biedt voor het oordeel dat hij niet van het advies van de Omgevingscommissie heeft mogen uitgaan. Daar komt bij dat het advies van de Omgevingscommissie in lijn is met de door diverse erfgoedorganisaties gewenste opvulling van door hen vastgestelde hiaten in de bescherming van naoorlogse bouwkunst. Het college stelt zich daarnaast aan de hand van een second opinion van Van Ameyde Waarderingen B.V. op het standpunt dat de door [appellant] gestelde waardedaling als gevolg van de aanwijzing onvoldoende gefundeerd is. Verder wegen de extra kosten die [appellant] als gevolg van de aanwijzing bij verbouwingen moet maken niet op tegen het belang dat gediend is bij het aanwijzen van het pand als gemeentelijk monument, aldus het college.
4. [appellant] betoogt dat de aanwijzing niet evenredig is, omdat de monumentale waarde van het pand niet opweegt tegen de aanzienlijke waardedaling van het pand als gevolg van de aanwijzing.
4.1. In de uitspraak van 3 augustus 2022 is aan het college de opdracht gegeven om een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. In deze uitspraak is, zoals hiervoor onder 2 is overwogen, geoordeeld dat van de juistheid van het rapport van Oldenkotte, waarin hij concludeert dat de waarde van het pand als gevolg van de aanwijzing is gedaald met € 150.000,00, moet worden uitgegaan. Het college was bij het nemen van het besluit van 22 november 2022 aan deze opdracht gebonden. Er zijn naar het oordeel van de Afdeling geen redenen waarom het college aan de opdracht van de Afdeling in de uitspraak van 3 augustus 2022 voorbij zou kunnen gaan. Het betoog van het college ter zitting dat het rapport van Oldenkotte in strijd met de goede procesorde te laat is ingediend, met als gevolg dat hij geen taxatierapport van een andere deskundige heeft kunnen overleggen, kan in beroep tegen het besluit van 22 november 2022 niet meer aan de orde komen.
4.2. Het college heeft zijn besluit als volgt nader gemotiveerd. Het pand heeft architectuurhistorische en typologische waarde. Dat wordt nog versterkt door de ligging in een gebied met veel monumenten. Voor het college is daarnaast vooral de cultuurhistorische waarde van het pand van belang. Die waarde bestaat er in dat het pand vanwege de directe verbinding met burgemeester Alphons Panis en diens broer architect Constant Panis betekenis heeft voor de bestuurlijke geschiedenis van Berkel-Enschot. Zoals het college ook ter zitting heeft bevestigd is het de optelsom van factoren die leidt tot de vaststelling dat het pand monumentale waarde heeft en daarom bescherming behoeft. Met name het verhaal over de directe verbinding tussen burgemeester Panis en diens broer is hiervoor doorslaggevend. De Afdeling is van oordeel dat het college daarmee voldoende heeft gemotiveerd dat het pand monumentale waarde heeft en in beginsel als monument kan worden aangewezen. Daar staat tegenover dat er, zoals hiervoor is overwogen, van moet worden uitgegaan dat het pand als gevolg van de aanwijzing € 150.000,00 in waarde zal dalen. De Afdeling is van oordeel dat het belang van aanwijzing, mede gelet op de overwegingen die het college hebben geleid tot de vaststelling dat het pand beschermenswaardig is, niet opweegt tegen de waardedaling die het gevolg is van de aanwijzing. Het college heeft aan het belang van aanwijzing daarom geen zwaarder gewicht mogen toekennen dan aan de nadelige gevolgen van de aanwijzing voor [appellant].
4.3. Het betoog slaagt.
5. Het beroep is gegrond. Hetgeen overigens is aangevoerd behoeft geen bespreking. Het besluit van 22 november 2022 dient wegens strijd met het evenredigheidsbeginsel te worden vernietigd. De Afdeling zal op na te melden wijze in de zaak voorzien. Het besluit van het college van 28 augustus 2018 zal worden herroepen. De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
6. Het college moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg van 22 november 2022, kenmerk 1506304/PAULI01/TBJUR;
III. herroept het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg van 28 augustus 2018, kenmerk 14339912 BOALPDI;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Tilburg tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 4.513,75, waarvan € 1.674,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Tilburg tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.194,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Tilburg aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Komduur, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Komduur
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 december 2023
809