ECLI:NL:RVS:2023:4771

Raad van State

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
202204181/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vergunningverlening voor uitbreiding bebouwing op landgoed Dennenheuvel en de gevolgen voor Natura 2000-gebied

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Buurtvereniging Bloemendaal-Noord tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die op 30 mei 2022 het beroep van de Vereniging tegen de vergunningverlening door het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland ongegrond verklaarde. De vergunning, verleend op 12 januari 2021 aan Klooster Euphrasia, betreft de uitbreiding en wijziging van de bebouwing op landgoed de Dennenheuvel te Bloemendaal, nabij het Natura 2000-gebied 'Kennemerland-Zuid'. De Vereniging vreest dat de stikstofdeposities door het project de natuurwaarden in het Natura 2000-gebied zullen aantasten. Ze betwist de betrouwbaarheid van de AERIUS Calculator, die gebruikt is om de stikstofdepositie te berekenen, en stelt dat er geen garantie is dat de nieuwbouw gasloos zal worden ontwikkeld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op zitting behandeld op 2 oktober 2023. De Vereniging, vertegenwoordigd door mr. R.M. Vermeulen, en het college, vertegenwoordigd door M. Schaper en ing. C. van Duijvenbode, hebben hun standpunten toegelicht. Ook Euphrasia was aanwezig, vertegenwoordigd door mr. M.A.A. Soppe. De Afdeling heeft overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het project geen significante gevolgen heeft voor het Natura 2000-gebied, en dat de vergunning terecht is verleend. De rechtbank heeft de argumenten van de Vereniging niet overtuigend geacht en het hoger beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

Uitspraak

202204181/1/R2.
Datum uitspraak: 20 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Buurtvereniging Bloemendaal-Noord (hierna: de Vereniging), gevestigd te Bloemendaal,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­-Holland van 30 mei 2022 in zaak nr. 21/813 in het geding tussen:
de Vereniging
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland.
Procesverloop
Bij besluit van 12 januari 2021 heeft het college aan Klooster Euphrasia (hierna: Euphrasia) een vergunning verleend op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) voor de uitbreiding/wijziging van de bebouwing op landgoed de Dennenheuvel te Bloemendaal.
Bij uitspraak van 30 mei 2022 heeft de rechtbank het door de Vereniging daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Vereniging hoger beroep ingesteld.
Het college en Euphrasia hebben schriftelijke uiteenzettingen gegeven.
De Vereniging en Euphrasia hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 2 oktober 2023, waar de Vereniging, vertegenwoordigd door mr. R.M. Vermeulen, vergezeld door [gemachtigde A], en het college, vertegenwoordigd door M. Schaper en ing. C. van Duijvenbode, zijn verschenen. Voorts is op zitting Euphrasia, vertegenwoordigd door mr. M.A.A. Soppe, advocaat te Almelo, en [gemachtigde B], vergezeld door ing. K.M.A. Hogenboezem en [gemachtigde C], als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       Euphrasia heeft een vergunning aangevraagd op grond van artikel 2.7 van de Wnb (hierna: de vergunning) voor het project dat voorziet in de sloop van bestaande gebouwen, verbouw en nieuwbouw op landgoed Dennenheuvel (hierna: het project). Het landgoed ligt naast het gebied "Kennemerland-Zuid", dat is aangewezen als Natura 2000-gebied (hierna: het Natura 2000-gebied).
2.       Bij het besluit van 12 januari 2021 heeft het college de vergunning verleend. Ter voorbereiding van dit besluit zijn onder meer een natuurtoets en een stikstofonderzoek uitgevoerd om de effecten van het project op het Natura 2000-gebied te bepalen. In het stikstofonderzoek van 15 oktober 2020, uitgevoerd door LBP Sight, zijn de stikstofdeposities als gevolg van het project onderzocht. Daaruit volgt dat de aanleg en het toekomstige gebruik weliswaar gepaard gaan met emissie van stikstof, maar dat deze emissie lager is dan de emissie als gevolg van de referentiesituatie. Door het verdwijnen van de gasgestookte verwarmingsinstallaties en het verkeer voor de bestaande functies is er in de aanleg- en gebruiksfase netto sprake van een afname van de stikstofdepositie. In de natuurtoets van 17 september 2020, uitgevoerd door Bureau Waardenburg, wordt daarom geconcludeerd dat het project positief is voor stikstofgevoelige habitattypen. Het college heeft zich gebaseerd op de uitkomsten van de natuurtoets en het stikstofonderzoek en heeft geconcludeerd dat het project vanwege stikstofdepositie geen significante gevolgen kan hebben voor het Natura 2000-gebied.
3.       De Vereniging is het niet eens met de vergunning. Zij vreest dat de natuurwaarden in het Natura 2000-gebied worden aangetast, omdat de stikstofdeposities als gevolg van het project zullen toenemen. Volgens de Vereniging kan aan het rekenprogramma AERIUS Calculator, waarmee de stikstofdepositie is berekend, niet de vereiste zekerheid worden ontleend dat het project geen significante gevolgen kan hebben. Ook is volgens de Vereniging niet verzekerd dat de nieuwbouw op het landgoed gasloos zal worden ontwikkeld.
Wettelijk kader
4.       Artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming luidt:
"1. (…)
2. Het is verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten een project te realiseren dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000- gebied.
3. Gedeputeerde staten verlenen een vergunning als bedoeld in het tweede lid uitsluitend indien is voldaan aan artikel 2.8.
4. (…)"
De aangevallen uitspraak
5.       De rechtbank heeft geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het project ten aanzien van stikstof geen significante gevolgen kan hebben voor het Natura 2000-gebied. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het college de bevindingen van het stikstofonderzoek op grond van de AERIUS Calculator mocht gebruiken ter onderbouwing van zijn conclusie dat geen sprake is van een stikstoftoename op daarvoor gevoelige habitats in het Natura 2000-gebied. Volgens de rechtbank kon de natuurvergunning daarom worden verleend. De rechtbank heeft ook overwogen dat voldoende is verzekerd dat Euphrasia het project gasloos zal uitvoeren.
Het hoger beroep
AERIUS Calculator
6.       De Vereniging betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het project ten aanzien van stikstof geen significante gevolgen kan hebben voor het Natura 2000-gebied. Volgens de Vereniging heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat het college de bevindingen van het stikstofonderzoek op grond van de AERIUS Calculator mocht gebruiken. Onder verwijzing naar de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 7 november 2018, ECLI:EU:C:2018:882, voert de Vereniging hiertoe aan dat AERIUS Calculator een aantal gebreken bevat waardoor op grond hiervan niet de zekerheid kan worden verkregen dat het project geen schadelijke gevolgen heeft voor de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied. De Vereniging heeft dit standpunt onderbouwd met de volgende argumenten die hieronder afzonderlijk worden besproken.
- Eindrapport Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof
7.       Ten eerste stelt de Vereniging dat het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof in het eindrapport "Meer meten, robuuster rekenen", van 15 juni 2020 (hierna: het Eindrapport) heeft geconcludeerd dat AERIUS, voor zover dat wordt gebruikt voor vergunningverlening, in zijn huidige vorm, niet doelgeschikt is. Daarbij wijst de Vereniging erop dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit deze conclusie in haar brief van 9 juli 2021 niet heeft weersproken. De Vereniging is het oneens met het oordeel van de Afdeling in de uitspraak van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1760, waarin volgens haar selectief uit het Eindrapport is geciteerd. Daartoe verwijst zij naar paragraaf 3.2.1 uit dat rapport.
7.1.    De rechtbank heeft zich voor haar oordeelsvorming gebaseerd op de overweging van de Afdeling in haar uitspraak over het bestemmingsplan "Dennenheuvel 2020" van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1760, onder 10.1. Daarin heeft de Afdeling overwogen:
"Het Adviescollege heeft samenvattend geconcludeerd dat de huidige rekenmethodiek die wordt toegepast binnen AERIUS Calculator op dit moment niet doelgeschikt is, omdat de mate van detaillering in de berekening van de depositie niet in balans is met de onzekerheid van de verschillende factoren die de depositie bepalen en er ongelijkheid is in de beoordeling van de verkeersbijdrage ten opzichte van andere bronnen. Op de vraag of er een risico is dat door toepassing van AERIUS de stikstofdepositie op bepaalde Natura 2000-gebieden toeneemt, waardoor de instandhoudingsdoelen in gevaar komen, wordt in paragraaf 3.2.1 van het Eindrapport geconcludeerd dat het gebruik van een beoordelingsdrempel van 0,005 mol/ha per jaar in een AERIUS-berekening suggereert dat alle bronnen die leiden tot die depositie goed in kaart zijn gebracht. Hiermee is de kans op een onverhoopte toename van de stikstofdepositie beperkt. Op dit aspect oordeelt het Adviescollege daarom dat de toepassing van de AERIUS-systematiek geen risico heeft op toename van de stikstofdepositie. Gelet op deze conclusie in het Eindrapport ziet de Afdeling in het algemene betoog van de Vereniging geen aanleiding voor het oordeel dat de gevolgen van dit plan voor het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid als gevolg van het gebruik van de AERIUS Calculator in dit geval zijn onderschat. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat in het Stikstofonderzoek staat dat de maximale stikstofdepositie in de bestaande situatie is berekend op 14,20 mol N/ha/jaar, in de aanlegfase op maximaal 2,56 mol N/ha/jaar en in de gebruiksfase op maximaal 1,48 mol N/ha/jaar. Voor zover het betoog verband houdt met de afkappingsafstand van 5 km voor verkeersemissies die in AERIUS Calculator wordt gehanteerd, komt dit betoog hierna afzonderlijk aan de orde."
De Vereniging heeft aangevoerd dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het Adviescollege alleen op het aspect van de beoordelingsdrempel van 0,005 mol/ha per jaar heeft geoordeeld dat de toepassing van de AERIUS-systematiek geen risico heeft op toename van de stikstofdepositie, maar dat het Adviescollege samenvattend heeft geconcludeerd dat de huidige rekenmethodiek binnen AERIUS niet doelgeschikt is. De Vereniging heeft niet toegelicht welke andere aspecten tot een risico op toename van de stikstofdepositie zouden leiden. In het betoog van de Vereniging ziet de Afdeling dan ook geen grond voor het oordeel dat het oordeel van de rechtbank in zoverre onjuist is. De enkele stelling dat de minister van LNV de conclusie van het Adviescollege niet heeft weersproken, brengt de Afdeling niet tot een andere conclusie. Voor zover het betoog verband houdt met de maximale rekengrenzen van 25 km voor depositieberekeningen en 5 km voor wegverkeer, de aannames in het rekenmodel Operationeel Prioritaire Stoffen Model (hierna: OPS) en het meenemen van verbrandingsemissies van de luchtvaart boven 3.000 voet, komen deze betogen hierna afzonderlijk aan de orde.
- Rekengrenzen
8.       Ten tweede stelt de Vereniging dat in AERIUS Calculator wegingselementen zijn 'ingebouwd' die niet zijn gebaseerd op wetenschappelijke inzichten, maar op bestuurlijke en/of politieke motieven. De Vereniging noemt als voorbeeld de rekengrens van 5 km voor wegverkeer en de maximale rekenafstand van 25 km voor depositieberekeningen.
8.1.    De aan het besluit ten grondslag gelegde AERIUS-berekening van 15 oktober 2020 is, overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, van de Regeling natuurbescherming zoals dat luidde op het moment van het nemen van het besluit van 12 januari 2021, uitgevoerd met AERIUS Calculator versie 2020. Zoals de Afdeling onder meer in haar uitspraak van 17 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2334, heeft overwogen, betekent de omstandigheid dat AERIUS regelmatig wordt aangepast niet dat een bestuursorgaan zich bij de vaststelling van het besluit niet kan baseren op de versie van AERIUS die dan beschikbaar is. De vraag is vervolgens of de op het moment van het nemen van het besluit beschikbare versie van AERIUS ook geschikt was voor het maken van de stikstofdepositieberekeningen. In de uitspraak van 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:105, onder 69.4, heeft de Afdeling overwogen dat de rekengrens van 5 km voor de berekening van stikstofdepositie als gevolg van verkeer onvoldoende is gemotiveerd. Niet aannemelijk is echter geworden dat een andere rekengrens in dit geval verschil had gemaakt. Hierbij betrekt de Afdeling dat de locaties van het project naast het Natura 2000-gebied "Kennemerland-Zuid" liggen. In het stikstofonderzoek is geconcludeerd dat, door het verdwijnen van de gasgestookte verwarmingsinstallaties en het verkeer voor de bestaande functies, er in de aanleg- en gebruiksfase netto sprake is van een afname van de stikstofdepositie. Omdat niet aannemelijk is dat deze conclusie anders zou zijn voor stikstofgevoelige habitats die liggen op meer dan 5 km van de in dit geval relevante bronnen, was de op het moment van het nemen van het besluit beschikbare versie van AERIUS in zoverre geschikt voor de berekeningen en mocht het college de versie 2020 gebruiken.
Voor zover de Vereniging wijst op de maximale rekenafstand van 25 km voor depositieberekeningen, overweegt de Afdeling dat deze rekenafstand is ingevoerd in AERIUS Calculator versie 2021, die op 20 januari 2022 beschikbaar is gesteld. De rekenafstand van 25 km voor depositieberekeningen werd in AERIUS Calculator versie 2020 niet toegepast. Alleen daarom al leidt dit betoog van de Vereniging niet tot het oordeel dat in zoverre de op het moment van het nemen van het besluit beschikbare versie van AERIUS niet geschikt was voor de berekeningen en het college de versie 2020 niet mocht gebruiken.
- OPS
9.       Ten derde stelt de Vereniging dat de aannames in het rekenmodel OPS onjuist zijn. Dit blijkt volgens de Vereniging uit het rapport "Nitrogen deposition around dairy farms: spatial and temporal patterns" van de Universiteit van Amsterdam van augustus 2023 (hierna: het UvA-rapport). Ook waren deze aannames volgens de Vereniging ten onrechte niet kenbaar. In dit verband betoogt de Vereniging dat het college niet heeft voldaan aan zijn verplichting om de aannames in het OPS-model uit eigen beweging openbaar te maken.
9.1.    De Afdeling overweegt dat in het UvA-rapport staat beschreven dat in de periode van 2020 tot en met 2022 de ruimtelijke en temporele patronen van stikstofdepositie rondom melkveestallen zijn onderzocht. Daarvoor is onder meer het OPS-model vergeleken met veldmetingen. Anders dan de Vereniging veronderstelt, volgt uit het UvA-rapport niet dat de aannames in het OPS-model onjuist zijn. De door de Vereniging aangehaalde passage in het UvA-rapport biedt daarvoor geen aanknopingspunten. Ook in zoverre was de op het moment van het nemen van het besluit beschikbare versie van AERIUS geschikt voor de berekeningen en mocht het college de versie 2020 gebruiken.
9.2.    Het betoog dat het college niet heeft voldaan aan zijn verplichting om de aannames in het OPS-model uit eigen beweging openbaar te maken, slaagt naar het oordeel van de Afdeling niet.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraken van 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2454, en van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1760, moet een belanghebbende die opkomt tegen een besluit ter onderbouwing waarvan met toepassing van het programma AERIUS Calculator een onderzoek naar de effecten van stikstof is gedaan, inzage kunnen hebben in de gemaakte keuzen bij de invoer in het programma AERIUS Calculator. Dit brengt mee dat de aan het gebruik van het programma AERIUS Calculator ten grondslag liggende gegevens van de gebruiker, dat wil zeggen diens maatwerkinvoergegevens, uit eigen beweging op papier of op een andere wijze waarneembaar worden overgelegd als op de zaak betrekking hebbende gegevens. Daarbij is voldoende dat duidelijk is gemaakt welke keuzen bij de invoer zijn gemaakt bij de maatwerkinvoergegevens. Als belanghebbenden voor de onderbouwing van hun beroep ook behoefte hebben aan (informatie over) standaardgegevens, als die niet inzichtelijk zijn gemaakt, dan moet het bestuursorgaan deze op verzoek van belanghebbenden ter beschikking stellen op papier of in andere leesbare of waarneembare vorm of de mogelijkheid bieden deze in te zien. Van belanghebbenden kan worden gevergd dat zij in de procedure tijdig verzoeken om informatie en inzage in de maatwerk- en standaardinvoergegevens en de op basis daarvan met AERIUS Calculator verrichte berekeningen. Daarbij moet - zo mogelijk - worden toegelicht om welke specifieke gegevens het gaat, zodat het bestuursorgaan daar zo gericht en duidelijk mogelijk inzage in kan geven.
De Afdeling overweegt dat de aannames die volgens de Vereniging blijkens het UvA-rapport onjuist zijn, het OPS-model als zodanig betreffen, zodat het gaat om standaardinvoergegevens. Gelet op het voorgaande bestond geen verplichting voor het college om de aan het gebruik van AERIUS Calculator ten grondslag liggende standaardgegevens van OPS uit eigen beweging openbaar te maken. Ook heeft de Vereniging het college niet verzocht om de door haar niet gevonden standaardgegevens ter beschikking te stellen.
- Verbrandingsemissies luchtvaart boven 3.000 voet
10.     Ten slotte betoogt de Vereniging dat de uitkomsten van AERIUS Calculator onbetrouwbaar zijn, omdat in AERIUS Calculator geen rekening is gehouden met de verbrandingsemissies van de luchtvaart tijdens de vluchtfase boven 3.000 voet.
10.1.  In het stikstofonderzoek is geconcludeerd dat de stikstofemissies als gevolg van het project lager zijn dan die in de referentiesituatie, waardoor een afname van de stikstofdepositie plaatsvindt. Omdat er geen indicaties zijn dat deze conclusie anders zou zijn als in het AERIUS model rekening was gehouden met de verbrandingsemissies van de luchtvaart tijdens de vluchtfase boven 3.000 voet, was de op het moment van het nemen van het besluit beschikbare versie van AERIUS ook in zoverre geschikt voor de berekeningen en mocht het college de versie 2020 gebruiken.
- Conclusie AERIUS Calculator
11.     Gelet op wat in 7 tot en met 10.1 is overwogen, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college de bevindingen in het stikstofonderzoek op grond van de AERIUS Calculator mocht gebruiken ter onderbouwing van zijn conclusie dat geen sprake is van een stikstoftoename op daarvoor gevoelige habitats in het Natura 2000-gebied.
Het betoog slaag niet.
Gasloos bouwen
12.     De Vereniging betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat voldoende is verzekerd dat het project 'gasloos' zal worden uitgevoerd. Daartoe voert de Vereniging aan dat het college ten tijde van het nemen van het besluit van 12 januari 2021 niet heeft onderkend dat bij het aanbreken van de exploitatiefase van het project niet de vereiste elektrische aansluitingen kunnen worden verkregen, terwijl algemeen bekend was dat de elektriciteitsnetwerkinfrastructuur volstrekt onvoldoende zou zijn om aan de toenemende vraag naar elektriciteit te voldoen. Ook voert de Vereniging aan dat handhavend optreden geen zekerheid biedt dat gasloos bouwen zal plaatsvinden, omdat dit afhankelijk is van bestuurlijke en politieke afwegingen.
12.1.  De Afdeling is van oordeel dat het in het stikstofonderzoek gehanteerde uitgangspunt dat de nieuwbouw niet zal worden aangesloten op het gastransportnet in dit geval reëel en aannemelijk is. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak over het bestemmingsplan "Dennenheuvel 2020" van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1760, onder 7.1, is in artikel 10, zevende lid, onder a, van de Gaswet als wettelijk uitgangspunt opgenomen dat nieuwbouwprojecten niet worden aangesloten op het gastransportnet. Niet aannemelijk is dat voor deze ontwikkeling op dit wettelijke uitgangspunt een uitzondering zal worden gemaakt. Voor zo’n uitzondering dient sprake te zijn van een situatie waarin aansluiting op het gastransportnet strikt noodzakelijk is om zwaarwegende redenen van algemeen belang. In de aanvraag staat dat het project gasloos zal worden ontwikkeld. Nu blijkens het dictum van het besluit van 12 januari 2021 de beschrijving van het project in de aanvraag, inclusief de aangeleverde AERIUS Calculator berekeningen, onderdeel uitmaakt van de vergunning, is niet aannemelijk dat het college een uitzondering zoals hiervoor bedoeld zal maken voor deze ontwikkeling. De stelling van de Vereniging dat bij het aanbreken van de exploitatiefase van het project niet de vereiste elektrische aansluitingen kunnen worden verkregen, leidt niet tot een ander oordeel, nu initiatiefneemster op zitting heeft toegelicht dat zij met netbeheerder Liander een energiecontract heeft afgesloten voor de levering van elektriciteit. Het college was in dit geval dan ook niet verplicht om in de vergunningvoorschriften vast te leggen dat de te bouwen woningen niet op het gastransportnet zullen worden aangesloten. De rechtbank heeft terecht een dergelijke verplichting ook niet aanwezig geacht.
Over het betoog van de Vereniging dat handhavend optreden geen zekerheid biedt dat gasloos bouwen daadwerkelijk zal plaatsvinden, overweegt de Afdeling dat dit betoog betrekking heeft op een eventuele handhavingsprocedure en niet in deze procedure over de Wnb-vergunning aan de orde kan komen.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie stikstofdepositie
13.     De rechtbank heeft gelet op het vorenstaande terecht geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het project ten aanzien van stikstof geen significante gevolgen kan hebben voor het Natura 2000-gebied.
Fijnstof en roet
14.     De Vereniging betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college een onderzoek had moeten doen naar de gevolgen van fijnstof en roet voor de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied vanwege de verkeersemissies door het project. De Vereniging wijst erop dat het Natura 2000-gebied al zwaar wordt belast met fijnstof en roet, onder meer afkomstig van de nabijgelegen hoogovens op het terrein van Tata Steel. Temeer nu uit een door de Vereniging overgelegd rapport blijkt dat het college hier al bijna 50 jaar mee bekend was, had een onderzoek moeten plaatsvinden naar de gevolgen van fijnstof en roet voor het Natura 2000-gebied, aldus de Vereniging.
14.1.  Op de zitting heeft het college toegelicht dat hij in het kader van de besluitvorming geen aanleiding heeft gezien om de gevolgen van fijnstof en roet voor de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied te onderzoeken, aangezien het bij de effecten van deze stoffen gaat om de volksgezondheid. De Vereniging heeft geen stukken overgelegd die aannemelijk maken dat significante gevolgen voor de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied vanwege fijnstof en roet door het project zijn te verwachten. De Afdeling ziet gelet hierop geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de uitstoot van fijnstof en roet vanwege het project dusdanig zal zijn dat het college een onderzoek had moeten uitvoeren naar de gevolgen hiervan voor de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied. Het door de Vereniging overgelegde informatieblad geeft geen aanleiding voor een ander oordeel, aangezien dit gaat over de gevolgen van roet voor de volksgezondheid en niet voor de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied. De rechtbank heeft dus niet miskend dat het college een onderzoek had moeten doen naar de gevolgen van fijnstof en roet voor de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied.
Het betoog slaagt niet.
Bevoegdheid college
15.     Op de zitting is tot slot aan de orde geweest of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college bevoegd was om een vergunning te verlenen op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb, indien de rechtbank - zoals de Afdeling hiervoor heeft vastgesteld - terecht heeft geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het project ten aanzien van stikstof geen significante gevolgen kan hebben voor het Natura 2000-gebied. De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank terecht tot dit oordeel is gekomen. Uit de natuurtoets die aan het besluit ten grondslag ligt volgt dat het project behalve stikstofdepositie ook andere gevolgen, zoals verstoring door geluid en licht voor het Natura 2000-gebied kan hebben. Aan de vergunning zijn voorschriften verbonden over verstoring door geluid, verstoring door verlichting, alsmede vernieling of beschadiging van beschermde natuurwaarden. Uit het besluit blijkt dat het college deze voorschriften nodig acht om aantasting van de natuurwaarden in het Natura 2000-gebied te voorkomen.
Conclusie
16.     Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
17.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, griffier.
w.g. Baldinger
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kuipers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 december 2023
271-1075