ECLI:NL:RVS:2023:4730

Raad van State

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
202305236/3/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing bestemmingsplan Oostrum-Oost in verband met gewasbeschermingsmiddelen en woningbouw

Op 21 december 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Oostrum-Oost" van de gemeente Venray. Dit bestemmingsplan, dat op 27 juni 2023 door de raad is vastgesteld, voorziet in de bouw van maximaal 59 woningen in de kern Oostrum. Verzoekers, waaronder [verzoeker], hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen om schorsing van het plan, met name vanwege zorgen over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op nabijgelegen agrarische percelen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het bestemmingsplan geen spuitzones bevat voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, wat volgens de verzoekers een risico vormt voor de gezondheid en het milieu. De raad van de gemeente Venray heeft echter betoogd dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met het gebruik van deze middelen, omdat zij niet op de hoogte zijn van het gebruik ervan op het perceel van de verzoekers. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende aanleiding is om te twijfelen aan de ruimtelijke ordening van het plan, vooral gezien de afstand van 15 meter tussen de woningen en het agrarische perceel.

De voorzieningenrechter heeft besloten om het bestemmingsplan te schorsen voor de gronden die binnen een afstand van 50 meter van het agrarische perceel van de verzoekers liggen. De raad is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de verzoekers. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afwegingen bij de vaststelling van bestemmingsplannen, vooral wanneer er risico's zijn voor de gezondheid en het milieu door agrarische activiteiten.

Uitspraak

202305236/3/R1.
Datum uitspraak: 21 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[bedrijf A], [bedrijf B] en [verzoeker], gevestigd onderscheidenlijk wonend te Oostrum, gemeente Venray (hierna: [verzoeker] en andere),
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Venray,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Oostrum-Oost" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en andere beroep ingesteld.
[verzoeker] en andere hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 december 2023, waar [verzoeker] en andere, vertegenwoordigd door mr. P.J.G. Goumans, advocaat te Nijmegen, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.J.M. Godschalk en R. Hoeijmakers, zijn verschenen. Verder is ter zitting Project Ontwikkelings Gronden I B.V., vertegenwoordigd door mr. J. Schrijnemaekers, als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.       Het bestemmingsplan voorziet in een planologisch kader voor de bouw van maximaal 59 woningen op verschillende percelen aan de noordoostzijde van de kern Oostrum in de gemeente Venray. Het gaat daarbij om een mix van verschillende woningtypen om te voorzien in de woningbehoefte van verschillende doelgroepen. Preciezer gezegd: grondgebonden sociale huurwoningen, kleinere goedkope grondgebonden koopwoningen, eengezinskoopwoningen, gelijkvloerse woningen en twee-onder-een-kapwoningen. Aanvullend worden ten behoeve van een particulier initiatief ook twee vrijstaande woningen mogelijk gemaakt. In de plantoelichting is vermeld dat het plangebied nu bestaat uit enkele agrarische percelen en een deel van een boerenerf met een opstal. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan agrarische percelen. Het plangebied wordt aan de noord-, zuid- en westzijde omgeven door bestaande woningen. Project Ontwikkelings Gronden I is de beoogde ontwikkelaar van het plan.
[verzoeker] is eigenaar van een perceel aan de noordzijde van het plangebied, kadastraal bekend gemeente Venray, sectie S, nummer 312. Op dat perceel rust op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Oostrum" een woonbestemming en een agrarische bestemming.
3.       Bij uitspraak van 2 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4068, heeft de voorzieningenrechter het plan gedeeltelijk geschorst op verzoek van anderen dan [verzoeker] en andere. [verzoeker] en andere verzoeken om schorsing van het gehele plan tot zes weken nadat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak om te voorkomen dat zich tot de uitspraak in de bodemprocedure onomkeerbare gevolgen zullen voordoen.
Op de zitting heeft Project Ontwikkelings Gronden I te kennen gegeven dat de aanvragen om omgevingsvergunning voor het niet geschorste gedeelte van het plan klaar liggen en zo snel mogelijk zullen worden ingediend. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.
Spuitzonering
4.       [verzoeker] en andere betogen dat het oordeel van de voorzieningenrechter in de hiervoor vermelde uitspraak van 2 november 2023 over het ontbreken van spuitzones betekent dat er grond is voor een verdergaande schorsing van het plan. [verzoeker] en andere hebben hierover aangevoerd dat uit de uitspraak van de voorzieningenrechter volgt dat de raad bij het aanwijzen van de woonbestemming in het plangebied onvoldoende rekening heeft gehouden met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op het aan de oostzijde gelegen agrarisch perceel. [verzoeker] en andere hebben er op gewezen dat hun perceel aan de noordzijde heel dicht bij een bouwvlak in het plangebied ligt en dat daarop op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Oostrum" ook gewassen mogen worden geteeld waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Op de zitting hebben zij toegelicht dat de gronden met een agrarische bestemming nu worden gebruikt als grasland voor het beweiden van vee. Voor dat gebruik wordt het grasland twee keer per jaar in het voor- en najaar met gewasbeschermingsmiddelen bespoten. Zij hebben er verder op gewezen dat [verzoeker] aardappelteler is en dat het niet uitgesloten is dat het agrarisch deel van het perceel in het kader van de vruchtwisseling wordt ingezet voor aardappelteelt.
4.1.    De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat hij bij het onderzoek of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening geen rekening heeft hoeven houden met het mogelijk gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op het agrarisch perceel van [verzoeker] en andere. Op de zitting heeft de raad gesteld dat deze situatie niet vergelijkbaar is met die waarover de voorzieningenrechter in de uitspraak van 2 november 2023 heeft geoordeeld. De raad is er namelijk niet van op de hoogte dat op het deel van het perceel met een agrarische bestemming gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Hij heeft in dit verband ook gewezen op de in 2012 tussen de gemeente Venray en [verzoeker] gesloten anterieure overeenkomst waarin onder meer is overeengekomen dat [verzoeker] de bedrijfsmatige agrarische activiteiten op het perceel zal beëindigen.
4.2.    Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat in het algemeen een afstand van 50 m tussen gevoelige functies en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, niet onredelijk wordt geacht. Het is toegestaan deze afstand te verkleinen als daaraan een deugdelijke motivering ten grondslag ligt. In eerdere uitspraken heeft de Afdeling overwogen dat een kortere afstand kan worden gemotiveerd aan de hand van een zorgvuldig op de locatie toegesneden onderzoek. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 10 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:276.
4.3.    De voorzieningenrechter stelt vast dat de afstand tussen het perceel van [verzoeker] en andere en het meest nabijgelegen bouwvlak in het plangebied ongeveer 15 m is. In het plan zijn geen spuitzones aangehouden voor het agrarisch gebruik van het perceel van [verzoeker] en andere.
Gegeven de daarvoor door de raad gegeven onderbouwing ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om op voorhand aan te nemen dat de raad bij de vaststelling van het plan geen rekening heeft hoeven houden met de mogelijkheid om gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken op het perceel van [verzoeker] en andere. De raad heeft namelijk niet weersproken dat het grasland op het perceel van [verzoeker] in de huidige situatie twee keer per jaar wordt bespoten met gewasbeschermingsmiddelen. Vast staat verder dat het bestemmingsplan "Oostrum" het telen van gewassen waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, toestaat voor het perceel. Het bestemmingsplan staat er dus niet aan in de weg dat [verzoeker] en andere in weerwil van de gemaakte afspraken in de anterieure overeenkomst aardappelen op hun perceel gaan telen en daarbij gewasbeschermingsmiddelen gebruiken, zoals zij blijkens de toelichting op de zitting in overweging hebben.
Op het punt dat de raad zich in het verweerschrift op het standpunt heeft gesteld dat de woning op het perceel van [verzoeker] en andere en ook enkele andere in de buurt aanwezige woningen het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op het perceel al voor een groot deel beperken, overweegt de voorzieningenrechter dat het bestemmingsplan "Oostrum" het telen van gewassen met gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op het perceel niet verbiedt. Dat er in de bestaande situatie al gevoelige functies op en dicht bij het perceel aanwezig zijn, betekent niet dat de raad bij de vaststelling van het plan niet meer hoeft te motiveren waarom hij het ruimtelijk aanvaardbaar acht om te voorzien in woningbouw dicht bij een agrarisch perceel. Vergelijk bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 4 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3710.
Ladder voor duurzame verstedelijking
5.       [verzoeker] en andere betogen ook dat het plan niet voldoet aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro). Zij hebben hierover aangevoerd dat in de bij de plantoelichting behorende "laddertoets" weliswaar is vermeld dat het plan voldoet aan het gemeentelijk beleid waarin wordt ingezet op differentiatie van nieuwbouw, maar dat die differentiatie in het plan niet is geborgd. Volgens [verzoeker] en andere ontbreekt in het plan ten onrechte een regeling om de gewenste differentiatie vorm te geven, door bijvoorbeeld bouwaanduidingen op te nemen voor de betreffende bouwvlakken. Verder hebben zij er op gewezen dat de tussen de gemeente en projectontwikkelaar gesloten anterieure overeenkomst met afspraken over de prijsklassen waarin de woningen zich bevinden niet, niet afdwingbaar is voor derden.
5.1.    In de plantoelichting is met verwijzing naar het rapport "Laddertoets Oostrum-Oost, gemeente Venray" van 24 november 2022 vermeld dat er in Oostrum behoefte bestaat aan de in het plan voorziene woningbouw. De raad heeft in zijn verweerschrift toegelicht dat de differentiatieregeling is opgenomen in het "Omgevingsprogramma Wonen" en verder is uitgewerkt in de "Doelgroepenverordening Wonen gemeente Venray 2022". Volgens de toelichting van de raad is in het plan uitgegaan van een flexibel bouwplan en is de beoogde differentiatie van de woningen uit de beleidsregels opgenomen in de anterieure overeenkomst die met de initiatiefnemer is gesloten. In deze overeenkomst is het woningbouwplan opgenomen en zijn afspraken gemaakt over de prijsklassen waarin de woningen zich moeten bevinden. De raad stelt zich op het standpunt dat de bouw van het type woningen binnen de bepaalde prijsklassen daarmee is geborgd.
5.2.    Of in het plan voldoende is geborgd dat de beoogde mix van verschillende woningtypen voor verschillende doelgroepen wordt waargemaakt en daarmee of de op dat woningbouwprogramma toegespitste laddertoets toereikend is, zal in de bodemprocedure onderzocht moeten worden.
Gelet op de anterieure overeenkomst tussen de gemeente en Project Ontwikkelings Gronden I en de ter zitting uitgesproken intentie om overeenkomstig deze overeenkomst te handelen, ziet de voorzieningenrechter nu echter geen aanwijzingen dat in het plangebied een ander woningbouwplan zal worden uitgevoerd dan waarvan in de plantoelichting en de laddertoets is uitgegaan. De voorzieningenrechter ziet daarom in het aangevoerde geen aanleiding om het plan om deze reden te schorsen. Daarbij is ook van belang dat de voorzieningenrechter verwacht dat een mogelijk gebrek op dit onderdeel reparabel is, mocht dit in de bodemprocedure worden geconstateerd.
Parkeren
6.       Naar aanleiding van de beroepsgrond van [verzoeker] en andere dat in het plan niet voldoende is geborgd dat bij de uitoefening van een beroep aan huis als bedoeld in artikel 5.5.2 van de planregels in voldoende parkeervoorzieningen wordt voorzien, heeft de raad op de zitting erkend dat de formulering van artikel 5.5.2, aanhef en onder f, van de planregels tot enige onduidelijkheid kan leiden, omdat daarin alleen naar artikel 9.3 van de planregels wordt verwezen. De raad heeft te kennen gegeven dat hij deze onduidelijkheid zal wegnemen met een herstelbesluit waarin artikel 5.5.2, aanhef en onder f, van de planregels zal worden aangevuld met een verwijzing naar artikel 10.3 van de planregels.
Aangezien deze door de raad erkende omissie naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter reparabel is en de raad op de zitting te kennen heeft gegeven dat het reparatiebesluit kan worden genomen voordat de zaak bij de bodemrechter op zitting komt, ziet de voorzieningenrechter daarin geen aanleiding om het bestemmingsplan te schorsen.
Overige gronden
7.       De voorzieningenrechter ziet op voorhand ook geen aanleiding voor de verwachting dat de, in verband met het karakter van de voorlopige voorzieningenprocedure, niet allemaal besproken beroepsgronden over het parkeren, de vormvrije m.e.r.-beoordeling, de Omgevingsverordening Limburg 2014 en de effecten van de verkeerstoename, in de bodemprocedure zullen leiden tot het oordeel dat het bestreden besluit geen stand houdt.
Conclusie
8.       Gelet op wat onder 4 tot en met 4.3 is overwogen, bestaat twijfel of het plan in de bodemprocedure onverkort stand zal houden. De voorzieningenrechter ziet echter geen aanleiding om op voorhand aan te nemen dat het bestemmingsplan, na de door de raad toegezegde reparatie van het onder 6 vermelde punt, in de bodemprocedure ook om andere redenen geen stand zal houden. Gelet hierop en in aanmerking genomen ook de belangen die met de beoogde ontwikkeling worden gediend, ziet de voorzieningenrechter daarom geen aanleiding om in afwachting van de bodemprocedure een voorlopige voorziening te treffen die strekt tot schorsing van het gehele plan.
De voorzieningenrechter zal de te treffen voorlopige voorziening daarom beperken en overeenkomstig de bespreking op de zitting het plan schorsen voor zover het de gronden in het plangebied betreft die liggen binnen een afstand van 50 m van het agrarisch gedeelte van perceel van [verzoeker] en andere.
9.       De raad moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Venray van 27 juni 2023 voor zover het de gronden betreft die liggen binnen een afstand van 50 m van het als "Agrarisch" bestemde deel van het perceel, kadastraal bekend gemeente Venray, sectie S, nr. 312;
II.       veroordeelt de raad van de gemeente Venray tot vergoeding van bij Jansen en andere in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.518,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
III.      gelast dat de raad van de gemeente Venray aan [verzoeker] en andere het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 365,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.
w.g. Verburg
voorzieningenrechter
w.g. Deen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2023
604